Hoofdstuk 1
Kleine cel in de mens: bijv. lymfocyten; Een grote cel in
de mens: bijv. zenuwcellen.
2 verschillende microscopen: lichtmicroscoop en
elektronenmicroscoop.
Lichtmicroscoop
Oplossend vermogen 200 nm, levende cellen te zien,
cellen kleuren met kleurstoffen, cellen labelen met
antilichamen en fluorescente kleurstoffen,
preparaatdikte 0,2 tot 40 µm.
Fluorescente microscoop
Gelijk aan lichtmicroscoop, maar het licht moet langs twee paar filters.
Elektronenmicroscoop
Oplossend vermogen 0,2 nm, geen levende cellen te zien, cellen kleuren met zware
metalen, cellen labelen met antilichamen en metalen bolletjes, preparaatdikte 20 tot 200 µm.
Hiermee kun je meer details zien.
2 soorten:
- Transmission electron microscope (lijkt op lichtmicroscoop, maar er worden
elektronen gebruikt ipv licht)
- Scanning electron microscope (raster). Bij scanning blijft de 3D structuur behouden.
Celorganellen
Celmembraan
Omgeeft de cel en bestaat uit een laag vetmoleculen waarin diverse andere moleculen zoals
eiwitten liggen. Deze verzorgen in- en export van stoffen naar het cytoplasma, maar zijn ook
receptoren. Het celmembraan is aan de ene kant polair en aan de andere kant niet-polair.
Tegen de polaire kant slaan zware metalen, waardoor daar een randje ontstaan, wat dus het
celmembraan zichtbaar maakt. (dit is dus bij een elektronenmicroscoop zichtbaar)
Enkele specialisaties van het celmembraan
zijn een desmosoom en gap-junctions.
Desmosoom: dit is een structuur in het
celmembraan die ervoor zorgt dat cellen aan
elkaar hechten.
Gap-junctions: dit zijn soort kanaaltjes die
cellen met elkaar verbinden. In deze kanaaltjes
vindt transport plaats van kleine ionen en
moleculen.
Plasmamembraan ligt om de cel; interne
membraan ligt om organellen. Beide zijn 2
moleculen dik.
Cytoskelet
Ligt in het cytoplasma. Het bestaat uit actine
filamenten, intermediaire filamenten en
microtubuli. Actine zorgt voor beweging van de
cel, intermediare geven structuur aan de cel en de microtubuli zijn een soort kleine buisjes
die over de cel lopen.
Kleine cel in de mens: bijv. lymfocyten; Een grote cel in
de mens: bijv. zenuwcellen.
2 verschillende microscopen: lichtmicroscoop en
elektronenmicroscoop.
Lichtmicroscoop
Oplossend vermogen 200 nm, levende cellen te zien,
cellen kleuren met kleurstoffen, cellen labelen met
antilichamen en fluorescente kleurstoffen,
preparaatdikte 0,2 tot 40 µm.
Fluorescente microscoop
Gelijk aan lichtmicroscoop, maar het licht moet langs twee paar filters.
Elektronenmicroscoop
Oplossend vermogen 0,2 nm, geen levende cellen te zien, cellen kleuren met zware
metalen, cellen labelen met antilichamen en metalen bolletjes, preparaatdikte 20 tot 200 µm.
Hiermee kun je meer details zien.
2 soorten:
- Transmission electron microscope (lijkt op lichtmicroscoop, maar er worden
elektronen gebruikt ipv licht)
- Scanning electron microscope (raster). Bij scanning blijft de 3D structuur behouden.
Celorganellen
Celmembraan
Omgeeft de cel en bestaat uit een laag vetmoleculen waarin diverse andere moleculen zoals
eiwitten liggen. Deze verzorgen in- en export van stoffen naar het cytoplasma, maar zijn ook
receptoren. Het celmembraan is aan de ene kant polair en aan de andere kant niet-polair.
Tegen de polaire kant slaan zware metalen, waardoor daar een randje ontstaan, wat dus het
celmembraan zichtbaar maakt. (dit is dus bij een elektronenmicroscoop zichtbaar)
Enkele specialisaties van het celmembraan
zijn een desmosoom en gap-junctions.
Desmosoom: dit is een structuur in het
celmembraan die ervoor zorgt dat cellen aan
elkaar hechten.
Gap-junctions: dit zijn soort kanaaltjes die
cellen met elkaar verbinden. In deze kanaaltjes
vindt transport plaats van kleine ionen en
moleculen.
Plasmamembraan ligt om de cel; interne
membraan ligt om organellen. Beide zijn 2
moleculen dik.
Cytoskelet
Ligt in het cytoplasma. Het bestaat uit actine
filamenten, intermediaire filamenten en
microtubuli. Actine zorgt voor beweging van de
cel, intermediare geven structuur aan de cel en de microtubuli zijn een soort kleine buisjes
die over de cel lopen.