KOM – Kwalitatief en Correlationeel onderzoek doen
Kenmerken wetenschappelijk onderzoek:
Empirisch = Onderzoek gebaseerd op bewijs van de zintuigen (zien, horen, etc.) of van
instrumenten die de zintuigen assisteren (weegschaal, etc.)
Controleerbaar
Probabilistisch = De bevindingen in een onderzoek verklaren niet altijd alle gevallen.
Een wetenschappelijk onderzoek bevat:
Theorie = Een aantal uitspraken die beschrijven hoe de ene variabele in verhouding staat met
de ander.
Een goede theorie is Falsifieerbaar = Een theorie moet aan de hand van bepaalde
gegevens ook weerlegd kunnen worden.
Ook wordt een goede theorie ondersteund door data en is die Spaarzaam = Als een
eenvoudige theorie bestaat, is het niet nodig deze complexer te maken.
Hypothese = De specifieke uitkomst die de onderzoeker zal zien als de theorie correct is.
Data = Een set van observaties (die de theorie eventueel kan ondersteunen).
Weight of evidence = Een collectie van studies van
eenzelfde theorie die worden gebruikt om te kijken of data
de theorie wel echt ondersteund.
In deze collectie zitten o.a. replications = Het
herhalen van een onderzoek om te kijken of het
resultaat gelijk blijft.
Self-Correcting = Wanneer de wetenschap zijn eigen fout theorieën ontdekt en verbeterd.
3 Soorten empirisch onderzoek:
1. Applied research (Toegepast) = In het onderzoek wordt gekeken naar een probleem in de
'real-world context'.
2. Basic research (Fundamenteel) = Onderzoek waarbij het doel is om de algemene kennis uit
te bereiden.
3. Translational research = Het fundamentele onderzoek wordt hierbij gebruikt voor het testen
van toepassingen.
Chapter 2
Om in een onderzoek te kijken of variabele A invloed op B kan er een Comparison Group worden
gebruikt, hierbij kijk je naar het verschil van B met en zonder variabele A.
, Ook moet er gekeken worden naar Cofounds = Andere verklaringen zijn voor een uitkomst.
Confederate = Een acteur die een specifieke rol speelt voor een onderzoeker.
Intuïtie zorgt soms voor het snel trekken van conclusies, dit kan leiden naar bijvoorbeeld een bias:
Beschikbaarheidsheuristiek = Een snelkoppeling uit ons geheugen (bv. Een herinnering) die
ons denken stuurt.
Present/Present bias = Bij het testen van de relatie tussen twee variabelen wordt vaak
gekeken naar het aanwezige, en niet naar het afwezige.
Confirmation bias = Als er alleen gezocht wordt naar informatie dat bevestig wat we al
weten/ willen dat waar is.
Bias blind spot = Het geloof dat we zelf geen slachtoffer zouden worden van het hebben van
een bias.
Empirisch journal artikelen rapporteren voor het eerst zelf de resultaten van een studie, terwijl
Review journal artikelen meerdere studies in een onderzoeksvlak samenvatten (Meta-analysis) met
een nummer die de grootte weergeeft (Effect size).
Hoorcollege 2, Kwalitatief onderzoek
De voornaamste doelen van kwalitatief onderzoek doen:
Sociale fenomenen begrijpen
Empirische patronen vinden
Theorievorming (Startpunt nieuwe theorie of uitbereiding oude theorie)
Kenmerken van een kwalitatief onderzoek:
De onderzoeker is geïnteresseerd in de natuurlijke omgeving van de respondent.
De onderzoeker heeft een contextuele benadering.
Het perspectief van de respondenten staat centraal.
Inductie = De onderzoeker probeert via specifieke observaties naar algemeenheden te zoeken
die nieuwe theorieën vormen of bestaande theorieën aanpassen.
Het opstellen van een kwalitatieve onderzoeksvraag doe je door alle aspecten van SPI(C)E erin te
benoemen:
Setting: waar, in welke context?
Perspectief: voor wie?
Interest: wat?
(Comparison: vergeleken met wie/wat?)
Evaluation: met welk resultaat?
Kenmerken wetenschappelijk onderzoek:
Empirisch = Onderzoek gebaseerd op bewijs van de zintuigen (zien, horen, etc.) of van
instrumenten die de zintuigen assisteren (weegschaal, etc.)
Controleerbaar
Probabilistisch = De bevindingen in een onderzoek verklaren niet altijd alle gevallen.
Een wetenschappelijk onderzoek bevat:
Theorie = Een aantal uitspraken die beschrijven hoe de ene variabele in verhouding staat met
de ander.
Een goede theorie is Falsifieerbaar = Een theorie moet aan de hand van bepaalde
gegevens ook weerlegd kunnen worden.
Ook wordt een goede theorie ondersteund door data en is die Spaarzaam = Als een
eenvoudige theorie bestaat, is het niet nodig deze complexer te maken.
Hypothese = De specifieke uitkomst die de onderzoeker zal zien als de theorie correct is.
Data = Een set van observaties (die de theorie eventueel kan ondersteunen).
Weight of evidence = Een collectie van studies van
eenzelfde theorie die worden gebruikt om te kijken of data
de theorie wel echt ondersteund.
In deze collectie zitten o.a. replications = Het
herhalen van een onderzoek om te kijken of het
resultaat gelijk blijft.
Self-Correcting = Wanneer de wetenschap zijn eigen fout theorieën ontdekt en verbeterd.
3 Soorten empirisch onderzoek:
1. Applied research (Toegepast) = In het onderzoek wordt gekeken naar een probleem in de
'real-world context'.
2. Basic research (Fundamenteel) = Onderzoek waarbij het doel is om de algemene kennis uit
te bereiden.
3. Translational research = Het fundamentele onderzoek wordt hierbij gebruikt voor het testen
van toepassingen.
Chapter 2
Om in een onderzoek te kijken of variabele A invloed op B kan er een Comparison Group worden
gebruikt, hierbij kijk je naar het verschil van B met en zonder variabele A.
, Ook moet er gekeken worden naar Cofounds = Andere verklaringen zijn voor een uitkomst.
Confederate = Een acteur die een specifieke rol speelt voor een onderzoeker.
Intuïtie zorgt soms voor het snel trekken van conclusies, dit kan leiden naar bijvoorbeeld een bias:
Beschikbaarheidsheuristiek = Een snelkoppeling uit ons geheugen (bv. Een herinnering) die
ons denken stuurt.
Present/Present bias = Bij het testen van de relatie tussen twee variabelen wordt vaak
gekeken naar het aanwezige, en niet naar het afwezige.
Confirmation bias = Als er alleen gezocht wordt naar informatie dat bevestig wat we al
weten/ willen dat waar is.
Bias blind spot = Het geloof dat we zelf geen slachtoffer zouden worden van het hebben van
een bias.
Empirisch journal artikelen rapporteren voor het eerst zelf de resultaten van een studie, terwijl
Review journal artikelen meerdere studies in een onderzoeksvlak samenvatten (Meta-analysis) met
een nummer die de grootte weergeeft (Effect size).
Hoorcollege 2, Kwalitatief onderzoek
De voornaamste doelen van kwalitatief onderzoek doen:
Sociale fenomenen begrijpen
Empirische patronen vinden
Theorievorming (Startpunt nieuwe theorie of uitbereiding oude theorie)
Kenmerken van een kwalitatief onderzoek:
De onderzoeker is geïnteresseerd in de natuurlijke omgeving van de respondent.
De onderzoeker heeft een contextuele benadering.
Het perspectief van de respondenten staat centraal.
Inductie = De onderzoeker probeert via specifieke observaties naar algemeenheden te zoeken
die nieuwe theorieën vormen of bestaande theorieën aanpassen.
Het opstellen van een kwalitatieve onderzoeksvraag doe je door alle aspecten van SPI(C)E erin te
benoemen:
Setting: waar, in welke context?
Perspectief: voor wie?
Interest: wat?
(Comparison: vergeleken met wie/wat?)
Evaluation: met welk resultaat?
