Adolescentie: levensfase waarin jongeren in de leeftijd van 12 tot 20 jaar zowel een sterke
lichamelijke groei als een grote mentale, psychologische en sociale ontwikkeling doormaken.
In deze periode staat de ontwikkeling naar een onafhankelijke identiteit en zelfstandige
maatschappelijke positie centraal. Omdat het om een sociaal en cultureel gebonden
ontwikkeling gaat, zijn er geen duidelijke grenzen aan te geven. Het wordt geacht een
stressvolle periode te zijn, al verloopt deze fase voor de meerderheid van de jongeren niet
problematisch. Het begrip puberteit accentueert de specifieke lichamelijke veranderingen
tijdens deze levenfase.
Algemeen vormend onderwijs: leerstroom in het voortgezet onderwijs (havo, vwo en
gymnasium) die een brede algemene vorming geeft in de eerste 2 à 3 leerjaren, en daarna
leerlingen via profielkeuzes in 2 à 3 jaar voorbereidt op bepaalde vervolgstudies die
aansluiten op specifieke beroepssectoren in de samenleving.
Anorexia nervosa: vermagerziekte die vooral bij meisjes en jonge vrouwen voorkomt en in
het uiterste geval tot een levensbedreigende situatie kan leiden. Het betreft de weigering
om een lichaamsgewicht te accepteren en te handhaven dat gezien leeftijd en lengte als
normaal en gezond beschouwd kan worden. Er is een angst om aan te komen, het
lichaamsbeeld raakt verstoord. Een combinatie van biologische, psychologische en sociale
factoren, die per persoon kunnen verschillen, vormt de oorzaak van de ziekte.
Autonomie: zeggenschap hebben over het eigen leven.
Autoritair: van bovenaf en zonder inspraak (opvoeden)
Beelden van jeugd: voorstellingen van wat het betekent om jong te zijn. Deze zijn tijd- en
maatschappijgebonden en geven weer hoe er gedacht en gesproken wordt over de jeugd.
De beelden kunnen zowel negatief als positief zijn.
Beroepsonderwijs: een zeer pluriforme onderwijsstroom die leerlingen op verschillende
niveaus en via diverse leerwegen laat oriënteren en voorbereiden op een specifieke
beroepssector in de maatschappij. Na het voorbereidend beroepsonderwijs (vmbo) maken
de meeste leerlingen de overstap naar middelbaar beroepsonderwijs (mbo), dat
eindonderwijs kan zijn, maar ook gevolgd kan worden door hoger beroepsonderwijs (hbo).
Bevelshuishouding: pedagogische verhouding tussen ouders en kinderen die gebaseerd is op
autoriteit, discipline en conformiteit. Deze opvoedingsstijl is sinds de jaren zestig van de 20 e
eeuw minder gebruikelijk geworden.
Boemerangkinderen: kinderen die na het verbreken van een relatie of beëindiging van een
studie weer tijdelijk bij hun ouders gaan wonen voordat ze opnieuw de stap zetten na
zelfstandig wonen.