Industriële revolutie die in de westerse wereld basis legde voor een industriële
samenleving
Opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme,
socialisme, confessionalisme en feminisme
Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en
vrouwen aan het politieke proces
Opkomst van emancipatiebewegingen (confessionalisme en feminisme)
Discussies over de ‘sociale kwestie’
De moderne vorm van imperialisme die verband hield met industrialisatie
1688 Glorious Revolution macht parlement groeit verder
17e eeuw parlementaire groepen Tories (conservatieven) en Whigs (liberalen) in
in Engl
1806 Nl monarchie olv Lodewijk Napoleon
1810 Frankrijk heerst over grootste deel Europa
1811 Industriële revolutie kwam op in GB woede over verdwijning
traditionele handwerk
1815 slag bij Waterloo, Fr verslagen 5 mogendheden GB, Fr,
Oostenrijk, Pruisen, Rusland weer veel macht (net als 18 e eeuw)
Nederland en België Koninkrijk der Nederlanden onder Oranjehuis (die
had macht)
Verzet tegen conservatieve monarchieën en opkomst burgerij en
arbeidersklasse
Congres van Wenen afspraken over naoorlogse orde
Opkomst liberalisme
Nederland wordt geleidelijk democratie
Willem I wordt koning Nl
1830 België scheidt zich af van Nl
Eerste spoorlijn tussen Manchester en Liverpool spoorwegnet volgde
Opstand in Parijs ander koningshuis, dat meer rekening hield met
burgerij
Opstanden Engl tegen oneerlijke verdeling van inbreng in parlement
cultuurstelsel
1831 cholera-epidemie, veel doden bij arbeiders
1832 Tories/conservatieven geven toe nieuwe stedelijke kiesdistricten,
rijkste 15% van mannen mochten stemmen (overwinning liberalen
maar niet voor arbeiders)
, 1833 nieuwe liberale wet dat kinderen tot 13jaar geen nachtwerk en max
9uur werk per dag
1840 Willem I opgevolgd door koning Willem II
1848 grondwet van Thorbecke in Nl macht koning verminderd
parlementaire stelsel (Willem II wordt liberaler), constitutionele
monarchie
Bloedige volksopstand Parijs einde monarchie, republiek
In Du tot dit jaar geen grondwet en onbeperkte macht koning
om ‘rode’ revolutie (van liberalen) te voorkomen: nationaal parlement
en liberale ministers
1850 Tweede Industriële revolutie (textiel, ijzer, steenkool staal, chemie en
elektrotechniek)
Opkomst confessionalisme en socialisme
Als gevolg vakbonden hogere lonen en kortere werkdagen
1859 Italië eind aparte staatjes duurde tot 1870
1861 liberalen meerderheid in Pruisen
1869 opening Suezkanaal transportrevolutie koloniale expansie
1870 Britse imperium is kwart landoppervlak aarde
Koninkrijk Italië
Frans-Duitse oorlog nationale euforie bij dr Du kanselier Bismarck
Socialisme massabeweging grote industriële arbeidersklasse
Revolutionaire socialisme in Nl
Engl meer concurrentie begin moderne imperialisme
cultuurstelsel afgeschaft, Europese ondernemers ruimte
1871 Duitse eenheid olv Pruisen machtigste continentale mogendheid
Duits-Franse oorlog: Du keizerrijk Bismarck veel steun en grondwet
met veel macht voor keizer
Bismarck met liberale steun felle antikatholieke campagne paus is
niet Duits
1873 bloedige guerrillaoorlog Nl met koloniale leger Noord-Sumatra
1874 Kinderwetje van Van Houten werken onder 12 jaar in werkplaatsen/
fabrieken verboden
1879 Antirevolutionaire Partij (ARP) opgericht, eerste Nl politieke partij,
opgericht door confessionalisme voor openbaar onderwijs en
uitbreiding kiesrecht (vral dit laatste was populair) dr Abraham Kuyper
1880 feminisme veel aanhang, olv Emmeline Pankhurst steeds radicaler