College persoonlijkheid
wat persoonlijkheid betekent en door welke krachten de persoonlijkheid wordt gevormd;
welke patronen er kunnen worden onderscheiden in de persoonlijkheid (Big Five);
welke 'theorieën' mensen gebruiken om elkaar te begrijpen.
Persoonlijkheid zijn eigenschappen die een zeker continuïteit verlenen aan gedrag van persoon in
verschillende situaties en op verschillende momenten. Persoonlijkheid is gevormd door een
samenspel van ervaring en persoonlijke eigenschappen
De persoonlijkheid ontwikkelt zich in 3 theorieën. Onze ontwikkeling beïnvloedt door interne
behoeften, cognities en externe indrukken vanuit sociale omgeving.
1. Psychodynamische persoonlijke theorie
2. Humanistische persoonlijke theorie
3. Sociaal-cognitieve theorie
1. Psychodynamische theorieën
Freud: invloed vroege jeugd, concept van het onbewuste, als bron van (seksuele) impulsen,
drijfveren en conflicten.
Freud en het onderbewuste
Projectie: projecteren eigen onbewuste verlangens op iemand anders (verliefdheid, jaloezie,
boosheid), vermindert eigen spanning
Verdringing: verbannen onacceptabele gevoelens uit bewustzijn
Volgens Freud bestaat deze theorie uit 3 delen:
1 Id, dit bevat primitieve instrincten dit gericht zijn op bevrediging van lichamelijke behoeften.
Bijvoorbeeld honger, dorst en vermijden van pijn.
2 Ego is de ratio die de primitieve instincten het het Id stuurt, afremt en op een beschaafde manier
probeert te bevredigen. Het zorgt ervoor dat je toch vriendelijk bent tegen mensen waar je een
hekel aan hebt. Deels bewust
3 Superego. Door straf en beloning leren kinderen wat goed en slecht is. Die regels internaliseren
ze.
2. Humanistische theorie
- Positievere insteek
- Mens gedreven door behoefte zich aan te passen, te leren en uit te blinken
- Problemen komen door situatie, die leidt tot problemen zelfbeeld en onvervulde behoeften
,Behoeftepiramide Maslow
3. Sociaal-cognitieve theorieën
- Solide wetenschappelijke basis
- Leren door imiteren: vaardigheden, attitudes leren door kijken naar anderen en
welke consequenties dat heeft; bijvoorbeeld juiste/verkeerde rolmodellen en
gezonde/ongezonde situaties (gezinnen in de bijstand)
- Reciproque determinisme: wederzijdse
beïnvloeding cognities, gedrag en omgeving.
Bijvoorbeeld met vriend naar de fitness
Locus of control
- Gevoel van persoonlijke invloed bepaalt mede ons
handelen (Rotter)
- Plek waar individu belangrijkste invloed op gebeurtenis in zijn leven situeert (int./ext.)
- Scores op internal-external locus of control scale correlen sterk met emoties en gedrag
- Hogere cijfers, meer bewegen, letten op eten int/ext?
- Depressie meer bij int/ext?
Interne locus of control: hogere cijfers, meer bewegen, letten op eten
Externe locus of control: meer depressie
Theorieën over patronen in de persoonlijkheid
Aanname: persoonlijkheid berust op stabiele patronen, te weten eigenschappen, typen en
temperamenten
Te duiden als momentopname bruikbaar voor personeelchefs;
4 temperamenten:
, 1. Sanguinisch: opgewekte persoon
2. Cholerisch: woede
3. Melancholiek: gedeprimeerd
4. Flegmatiek: koel, afstandelijk, traag en weinig emotioneel
Temperament:
- Erfelijkheid en omgeving beïnvloeden elkaar
- Gevolg van versterken of afzwakken van erfelijke factoren
- Voorbeeld verlegenheid: 10-15% verlegen bij geboorte (KAGAN, 1994), bij studenten
minstens 40% (ZIMBARDO, 1990)
Persoonlijkheidstrekken (biologische psychologische accent op innerlijke factoren): stabiele
persoonlijkheidskermerken (p-kenmerken) die in verschillende omstandigheden leidraad vormen
voor gedachten en handelingen.
BIG FIVE
Groep waarschijnlijk belangrijke p-kenmerken, verkregen door factoranalyse;
Persoonlijkheid bestaat enkel uit motivationele en emotionele trekken;
Vijf dimensies:
1. Neoroticisme (zorgelijk/schuldgevoel versus ontspannen/tevreden) (emotionele stabiliteit)=
de mate waarin je problemen van je af kunt zetten en gevoelig bent voor stress
2. Extraversie (open/sociaal versus verlegen/ op zichzelf)= de mate waarin je spraakzaam en
open bent en behoefte hebt aan contact met anderen
3. Open staan (voor ervaringen) = de mate waarin je open staat voor veranderingen, creatief
en open-minded bent
4. Inschikkelijkheid/ altruisme (behulpzaam)= de mate waarin je aardig bent en rekening
houdt met andermans gevoelens
5. Nauwgezetheid (ordelijk)= de mate waarin je behoefte hebt aan orde en structuur en
systematische en nauwkeurig te werk gaat.
ALTRUÏSME : gerichtheid op de ander
- Vertrouwen
- Oprechtheid (integriteit)
- Zorgzaamheid
- Inschikkelijkheid
- Bescheidenheid
- Medeleven
CONSCIËNTIEUSHEID : gerichtheid op het resultaat
- Doelmatigheid
- Ordelijkheid