DSM: Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders:
Officiële handleiding voor mentale stoornissen: hoelang persoon welke stoornis moet hebben
5 versies
Voordelen:
Psychologische aandoeningen onderscheiden van niet-stoornissen
Theoretisch neutraal, systematische stoornis vaststellen: objectief beschreven
Uniformiteit van diagnostiek
Betrouwbaar
Sluit aan bij behandelingen
Negatief:
Moeilijk verschil tussen stoornissen: veel overlap
Verschillende culturen verschillende stoornissen en behandelingen
Mensen bestempelen met ziekte die anders zijn helpt mensen niet: zelf en omgeving gaan zich ernaar gedragen
Te snelle diagnose door DSM
Te gebruiken als excuus en daardoor lagere straffen door te snelle diagnoses
Genderidentiteitsstoornissen
Genderidentiteit: subjectieve beleving van iemand als man/vrouw: komt meestal overeen met biologische geslacht
Genderidentiteitsstoornis: als genderidentiteit anders is dan biologische geslacht.
Naam veranderd naar: genderdysforie
Genderrolgedrag: gedrag dat volgens cultuur bij één geslacht hoort.
Cross-gendergedrag: gedrag dat volgens cultuur bij het andere geslacht hoort.
Drie ontwikkelingsfasen:
1. Onderscheiden van mannelijke en vrouwelijke kenmerken (zoals stem en gezicht).
2. Jezelf ervaren en benoemen als vrouw of man: genderitentiteit: tussen 2-3 jaar
3. Gedragen als man of vrouw.
Zelfsocialisatie: omgeving kiezen zodat versterking van seksstereotypering optimaal is.
Meer gegevens over jongens met genderdysforie: wss omdat negatiever wordt gezien vanuit culturen.
Comorbiditeit: angststoornissen, stemmingsstoornissen, cross dressing, depressie
Man:vrouw, 5:1
10-20% van man later nog
30-40% van vrouw later nog
Transseksualiteit: meest extreme type, staat niet meer in DSM.
, Daadwerkelijk verlangen om andere geslacht te zíjn: omgebouwd.
Twee (oude) subtypen:
Homoseksueel: vallen op eigen geslacht, maar zien zichzelf als hetero
Autogynephilia: valt niet op “eigen” geslacht maar voelt zich opgewonden bij andere geslacht zijn
Transgenderisme: wil wel uitzien als andere geslacht maar eigen genitaliën houden.
Oorzaken genderidentiteitsstoornissen
Ellis-Ames foetale disruptie theorie:
o 2-4 maanden: zwangerschap cruciale neurochemische gebeurtenissen die mannelijkheid bepalen.
o Onderbreking: gedeeltelijke mannelijkheid (genderidentiteit en externe organen) maar seksuele
aantrekking tot mannen i.p.v. tot vrouwen.
o Andere externe invloeden spelen ook een rol.
Hersenen:
onderzoek LeVay (1991): hypothalamus kleiner bij transseksuele mannen, homoseksuelen en vrouwen (2x zo
klein als bij heteroseksuele mannen). Door hormonale onderbreking tijdens zwangerschap kleinere
hypothalamus en homoseksualiteit.
Nature:
o Erfelijk: Identieke tweelingen > correlatie dan twee-eiig > correlatie gewone broers
kritiek: alleen mannen, tweelingen vaak zelfde omgeving
o Wanneer geslachtsorganen niet goed ontwikkelen: gevolgen voor hormonen die invloed hebben op
ontwikkelingen van hersenen
Hermafroditisme/interseksualiteit: ovetestis orgaan: half testis (zaadbal) en half ovarium (eierstok).
o Hormonale afwijking:
AIS Androgen Insensivity Syndrom: biologisch jongens (XY), maar androgen receptoren
nemen androgenen niet goed op dus geslachtsorganen ontwikkelen niet goed interne
mannelijke genitalia en externe vrouwelijke genitalia. Voelen zich vrouw
AGS AndroGenital Syndrome: biologisch meisjes (XX), maar te veel mannelijke hormonen.
Voelen zich man.
Diagnose genderidentiteitsstoornissen
1. Kijken naar de problemen. Alleen bij transseksualiteit komt volgende fase.
2. Real-life-test: test waarin persoon 18 maanden lang de sociale rol van andere geslacht moet ondergaan.
o Hormoontherapie: niet voor 16 jaar. (wel puberteitsremmers voor meer bedenktijd)
Vrouw man: androgenen
Man vrouw: anti-androgenen en oestrogenen
o Secundaire geslachtskenmerken ontwikkelen
Vrouw lage stem, baardgroei, lichaamsbeharing, mannelijke vetverdeling
Man borstgroei, lichaamsbeharing vermindert, zachtere huid, vrouwelijke
vetverdeling, erecties blijven uit
3. Pas vanaf 18 jaar: beslissing voor operatie wel of niet
Na operatie: 87% van mannen tevreden, 97% van vrouwen tevreden
Parafilieën: seksuele ‘liefde’ voor ongewone objecten. Atypische seksuele voorkeuren.
Is een stoornis als het schade aan anderen of zichzelf richt. Zes maanden maakt onderscheid tussen ‘experimenteergedrag’
of ‘volwaardig parafiel syndroom’. Acht verschillende typen parafilieën: Seksueel opgewonden raken van: