1.1Grootheden en eenheden
Opgave 1
a Kwantitatieve metingen zijn metingen waarbij je de waarneming uitdrukt in een getal, meestal met
een eenheid. De volgende metingen zijn kwantitatief:
− het aantal kinderen
− het aantal jongens en meisjes
− de gemiddelde leeftijd
b Kwalitatieve metingen zijn metingen waarbij je geen meetinstrument gebruikt.
De volgende metingen zijn kwalitatief:
− jongens zijn groter dan meisjes
− jongens zijn zwaarder dan meisjes
Opgave 2
Een grootheid is een eigenschap die je kunt meten.
Een eenheid is de maat waarmee je de te meten grootheid vergelijkt.
Opgave 3
a h =400 km
ℓ = 109 m
m =391 ton (= 391∙103 kg)
v = 7,7 km/s
t = 90 minuten
V = 388 m3
P = 84 kW
b Alleen de lengte is in de grondeenheid gegeven.
Opgave 4
a Staat m achter een getal, dan is m een eenheid:
m = meter
b Is m cursief dan is m een grootheid:
m = massa
c Staat m voor een eenheid, dan is m een voorvoegsel
m = milli = duizendste. (Zie BINAS tabel 2.)
Opgave 5
5 Om te bepalen welke tomaten het goedkoopst zijn, moet je de prijs per kg weten. Behalve de prijs
van de tomaten moet je dus ook de massa van die tomaten weten.