Week 1
Literatuur
Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht:
Hoofdstuk 1 (niet par. 1.3)
Hoofdstuk 2 par. 2.1 t/m 2.6
- het verband tussen het geweldsmonopolie van de overheid en het verbod tot
eigenrichting uitleggen;
Het strafrecht houdt zich bezig met het bestraffen van personen die een strafbaar feit
hebben gepleegd. De Staat heeft het monopolie om straffen uit te delen. Monopolie is
het alleen recht.
Alleen de Officier van Justitie (vertegenwoordiger van de OM) kan een verdachte
vervolgen.
De belangrijkste functie van het strafrecht is het bewaken van veiligheid en het
ordelijk verloop van de samenleving door midden van handhaving van rechtsregels,
vervolging en bestraffing. Het doel hiervan is om eigenrichting en geweldmonopolie/
monopolie te voorkomen. Eigenrichting (het recht in eigen handen nemen) is
verboden. De overheid is de enige die geweld mag toepassen (geweldmonopolie),
maar wel met gepast geweld.
- het begrip legaliteitsbeginsel definiëren en dit beginsel toepassen op een
eenvoudige casus;
- Art. 16 Gw en art. 1 lid 1 Sr
bepalen dat geen feit
strafbaar is dan uit kracht
van een daaraan
- voorafgegane wettelijke
strafbepaling. Hier is een
, hoofdbeginsel van ons
strafrecht vastgelegd, dat
- het legaliteitsbeginsel wordt
genoemd. Het houdt kort
gezegd in dat een
gedraging alleen strafbaar
is
- als deze uitdrukkelijk
strafbaar is gesteld in een
wettelijke bepaling die aan
de gedraging vooraf is
- geaan. Het
legaliteitsbeginsel betreft
twee nauw met elkaar
verwante aspecten: een
gedraging is
- alleen strafbar op grond van
de wet, en een gedraging
, kan niet met terugwerkende
kracht door de
- wetgever strafba
- Art. 16 Gw en art. 1 lid 1 Sr
bepalen dat geen feit
strafbaar is dan uit kracht
van een daaraan
- voorafgegane wettelijke
strafbepaling. Hier is een
hoofdbeginsel van ons
strafrecht vastgelegd, dat
- het legaliteitsbeginsel wordt
genoemd. Het houdt kort
gezegd in dat een
gedraging alleen strafbaar
is
- als deze uitdrukkelijk
strafbaar is gesteld in een
, wettelijke bepaling die aan
de gedraging vooraf is
- geaan. Het
legaliteitsbeginsel betreft
twee nauw met elkaar
verwante aspecten: een
gedraging is
- alleen strafbar op grond van
de wet, en een gedraging
kan niet met terugwerkende
kracht door de
- wetgever strafb
Legaliteitsbeginsel Art. 1 lid 1 Sr legt uit dat alle strafbepalingen altijd terug in het
geschreven recht terug te vinden moet zijn. Het kan alleen strafbaar gesteld worden
als het in de wet staat.
Art. 16 Gw en art. 1 lid 1 Sr bepalen dat geen feit strafbaar is dan uit kracht van een
daaraan voorafgaande wettelijke strafbepaling. Hiermee wordt bedoeld dat het
gedrag pas strafbaar is als het feit in de wet strafbaar is gesteld. Je noemt dit ook wel
verbod van terugwerkende kracht.
Het moet van tevoren te weten zijn als iets niet mag. Wij als burger zijnde moeten
dus van tevoren weten wat niet mag.
- strafbare feiten onderscheiden in misdrijven en overtredingen;