Module 4- ontwikkelingsgericht werken samenvatting
Pedagogisch werk 1: thema 5
Ontwikkelingsgericht werken: is werken met kinderen, waarbij de ontwikkeling van het kind
de basis vormt. Je kijkt naar wat kan het kind? Wat vindt het kind interessant en wat moet
het kind nog leren?
Het is dus belangrijk om goed te kijken naar kinderen en om ze te observeren.
-Ontwikkelingsstimulering: dat je kinderen ondersteunt en uitdaagt, zodat ze hun cognitieve,
sociaal-emotionele en motorische vaardigheden ontwikkelen.
Dus kind uitdagen om zijn of haar ontwikkelingsgebieden te stimuleren.
-Programmagericht werken: bij programmagericht werken stel je de doelen vast waaraan
kinderen van een bepaalde leeftijd aan moeten voldoen.
Dus doelen vaststellen op basis van leeftijd van kind.
-Theorie van VGOTSKY.
-VVE-programma’s: richten zich op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen.
Leer mijn samenvatting waar alle VVE-programma’s staan en neem thema 16 reader door.
-Thematisch werken: wil zeggen dat kinderen aan een bepaald thema werken, zodat ze
verbanden leren leggen. Je sluit ook aan bij de belevingswereld van kinderen.
, Thema 6: taal
-Taal: alle uitingen van communicatie noem je taal.
-Taal heeft 3 functies die je vaak tegelijkertijd gebruikt:
Communicatieve of sociale taalfunctie Interactie tussen mensen. Met taal
beïnvloeden mensen elkaar. Voorbeeld:
door een grapje te maken maak je een
ander aan het lachen.
Conceptualiserende of cognitieve Geef je via taal betekenis aan zaken. Je
taalfunctie ordent de werkelijkheid met taal. Dit wil
zeggen dat je woorden verwijzen naar
begrippen. Tulpen en margrieten zijn
bijvoorbeeld allebei bloemen.
Expressieve functie van taal Je gebruikt dit om op een persoonlijke
manier uitdrukking te geven aan je emoties.
-Als je communiceert met woorden, is dat verbale communicatie.
-Als je communiceert zonder woorden, is dat non-verbale communicatie.
-Taalverwerving: is het je eigen maken van een taal. De belangrijkste periode in de
taalverwerving ligt tussen 0 en 5 jaar.
-Het kind ontwikkelt taalbegrip: dit betekent dat je leert wat taal inhoudt.
-Ook leert een kind hoe het taal kan gebruiken, noem je taalproductie.
-Woordenschat: alle woorden van een taal of woorden die een persoon kent.
Je maakt een onderscheid tussen de receptieve en de productieve woordenschat:
Receptieve woordenschat Een kind kent een woord
Productieve woordenschat Een kind beheerst een woord productief
wanneer hij het woord niet alleen begrijpt,
maar ook zelf kan gebruiken als hij spreekt
of schrijft.
-Voortalige periode: de periode van 0 tot 1 jaar waarin het kind zelf nog niet praat. In deze
periode is taalverwerving onwijs belangrijk en is het van groot belang om in te spelen op de
behoefte van een baby en om daar veel mee te communiceren.
-Vocaliseren: vanaf 6 weken tot 4 maanden maken wakkere tevreden kindjes gorgelende en
koerende geluidjes klinken als ‘eheh’ of ‘uhuh’.
Pedagogisch werk 1: thema 5
Ontwikkelingsgericht werken: is werken met kinderen, waarbij de ontwikkeling van het kind
de basis vormt. Je kijkt naar wat kan het kind? Wat vindt het kind interessant en wat moet
het kind nog leren?
Het is dus belangrijk om goed te kijken naar kinderen en om ze te observeren.
-Ontwikkelingsstimulering: dat je kinderen ondersteunt en uitdaagt, zodat ze hun cognitieve,
sociaal-emotionele en motorische vaardigheden ontwikkelen.
Dus kind uitdagen om zijn of haar ontwikkelingsgebieden te stimuleren.
-Programmagericht werken: bij programmagericht werken stel je de doelen vast waaraan
kinderen van een bepaalde leeftijd aan moeten voldoen.
Dus doelen vaststellen op basis van leeftijd van kind.
-Theorie van VGOTSKY.
-VVE-programma’s: richten zich op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen.
Leer mijn samenvatting waar alle VVE-programma’s staan en neem thema 16 reader door.
-Thematisch werken: wil zeggen dat kinderen aan een bepaald thema werken, zodat ze
verbanden leren leggen. Je sluit ook aan bij de belevingswereld van kinderen.
, Thema 6: taal
-Taal: alle uitingen van communicatie noem je taal.
-Taal heeft 3 functies die je vaak tegelijkertijd gebruikt:
Communicatieve of sociale taalfunctie Interactie tussen mensen. Met taal
beïnvloeden mensen elkaar. Voorbeeld:
door een grapje te maken maak je een
ander aan het lachen.
Conceptualiserende of cognitieve Geef je via taal betekenis aan zaken. Je
taalfunctie ordent de werkelijkheid met taal. Dit wil
zeggen dat je woorden verwijzen naar
begrippen. Tulpen en margrieten zijn
bijvoorbeeld allebei bloemen.
Expressieve functie van taal Je gebruikt dit om op een persoonlijke
manier uitdrukking te geven aan je emoties.
-Als je communiceert met woorden, is dat verbale communicatie.
-Als je communiceert zonder woorden, is dat non-verbale communicatie.
-Taalverwerving: is het je eigen maken van een taal. De belangrijkste periode in de
taalverwerving ligt tussen 0 en 5 jaar.
-Het kind ontwikkelt taalbegrip: dit betekent dat je leert wat taal inhoudt.
-Ook leert een kind hoe het taal kan gebruiken, noem je taalproductie.
-Woordenschat: alle woorden van een taal of woorden die een persoon kent.
Je maakt een onderscheid tussen de receptieve en de productieve woordenschat:
Receptieve woordenschat Een kind kent een woord
Productieve woordenschat Een kind beheerst een woord productief
wanneer hij het woord niet alleen begrijpt,
maar ook zelf kan gebruiken als hij spreekt
of schrijft.
-Voortalige periode: de periode van 0 tot 1 jaar waarin het kind zelf nog niet praat. In deze
periode is taalverwerving onwijs belangrijk en is het van groot belang om in te spelen op de
behoefte van een baby en om daar veel mee te communiceren.
-Vocaliseren: vanaf 6 weken tot 4 maanden maken wakkere tevreden kindjes gorgelende en
koerende geluidjes klinken als ‘eheh’ of ‘uhuh’.