Oefenvragen van de werkgroepen PSBK (De antwoorden vind je hieronder)
Week 2
1. De moeder van Esra is voor de liefde naar Nederland verhuisd vanuit Zweden. Nu haar dochter
twee is valt haar het verschil op tussen het Nederlandse schoolsysteem en het Zweedse
schoolsysteem. De klassen zijn groter in Nederland, er ligt meer nadruk op toetsen en kinderen zijn
op veel latere leeftijd leerplichtig. Ze overweegt remigratie. Haar dochter zou zich misschien beter
kunnen ontwikkelen in het Zweedse schoolsysteem.
Op welk niveau van het bio-ecologische systeemmodel kan het effect van het nationaal
schoolsysteem op de ontwikkeling van Esra worden ingedeeld?
a. Chronosysteem
b. Exosysteem
c. Macrosysteem
d. Mesosysteem
2. Jayden heeft op school moeite om mee te komen met rekenen. Daarom neemt meester Noah
regelmatig de tijd om hem geduldig uit te leggen hoe hij een opgave het beste aan kan pakken.
Doordat meester Noah helpt met rekenen gaat Jayden goed vooruit.
Op welk niveau van het bio-ecologische systeemmodel kan het effect van de aandacht van de
meester op de ontwikkeling van Jayden worden ingedeeld?
a. Exosysteem
b. Macrosysteem
c. Mesosysteem
d. Microsysteem
3. De ouders van Eva zeggen vaak tegen haar dat ze stil moet zijn en reageren niet altijd als ze iets
vraagt. Ze vinden het belangrijk dat Eva goed luistert naar haar ouders.
In de klas van juf Zahra werken kinderen veel in groepjes en helpen ze elkaar. Als een kind er echt
niet uit komt kan ze de juf om hulp vragen. Eva is niet gewend om aan volwassenen hulp te vragen
en leert op school daardoor minder dan ze zou kunnen.
Op welk niveau van het bio-ecologische systeemmodel kan het effect van het verschil in omgang met
Eva en haar ouders en de omgang met Eva en haar juf worden ingedeeld?
a. Exosysteem
b. Macrosysteem
c. Mesosysteem
d. Microsysteem
Week 3
1. Welk begrip verwijst naar het vermogen van het zich ontwikkelende brein om zich aan te passen
aan nieuwe ervaringen, waarbij neuronen nieuwe verbindingen vormen en bestaande paden
versterken of verzwakken?
a. Sensitieve periode
B. Gen-omgeving interactie
C. Neuroplasticiteit
D. Lateralisatie
2. Wat is het voornaamste onderscheid tussen een kritieke periode en een sensitieve periode?
a. Een kritieke periode is een specifieke tijdsperiode waarin ontwikkeling volledig afhankelijk is
van genetische factoren, terwijl een sensitieve periode wordt beïnvloed door zowel genetica
als omgevingsinvloeden.
Week 2
1. De moeder van Esra is voor de liefde naar Nederland verhuisd vanuit Zweden. Nu haar dochter
twee is valt haar het verschil op tussen het Nederlandse schoolsysteem en het Zweedse
schoolsysteem. De klassen zijn groter in Nederland, er ligt meer nadruk op toetsen en kinderen zijn
op veel latere leeftijd leerplichtig. Ze overweegt remigratie. Haar dochter zou zich misschien beter
kunnen ontwikkelen in het Zweedse schoolsysteem.
Op welk niveau van het bio-ecologische systeemmodel kan het effect van het nationaal
schoolsysteem op de ontwikkeling van Esra worden ingedeeld?
a. Chronosysteem
b. Exosysteem
c. Macrosysteem
d. Mesosysteem
2. Jayden heeft op school moeite om mee te komen met rekenen. Daarom neemt meester Noah
regelmatig de tijd om hem geduldig uit te leggen hoe hij een opgave het beste aan kan pakken.
Doordat meester Noah helpt met rekenen gaat Jayden goed vooruit.
Op welk niveau van het bio-ecologische systeemmodel kan het effect van de aandacht van de
meester op de ontwikkeling van Jayden worden ingedeeld?
a. Exosysteem
b. Macrosysteem
c. Mesosysteem
d. Microsysteem
3. De ouders van Eva zeggen vaak tegen haar dat ze stil moet zijn en reageren niet altijd als ze iets
vraagt. Ze vinden het belangrijk dat Eva goed luistert naar haar ouders.
In de klas van juf Zahra werken kinderen veel in groepjes en helpen ze elkaar. Als een kind er echt
niet uit komt kan ze de juf om hulp vragen. Eva is niet gewend om aan volwassenen hulp te vragen
en leert op school daardoor minder dan ze zou kunnen.
Op welk niveau van het bio-ecologische systeemmodel kan het effect van het verschil in omgang met
Eva en haar ouders en de omgang met Eva en haar juf worden ingedeeld?
a. Exosysteem
b. Macrosysteem
c. Mesosysteem
d. Microsysteem
Week 3
1. Welk begrip verwijst naar het vermogen van het zich ontwikkelende brein om zich aan te passen
aan nieuwe ervaringen, waarbij neuronen nieuwe verbindingen vormen en bestaande paden
versterken of verzwakken?
a. Sensitieve periode
B. Gen-omgeving interactie
C. Neuroplasticiteit
D. Lateralisatie
2. Wat is het voornaamste onderscheid tussen een kritieke periode en een sensitieve periode?
a. Een kritieke periode is een specifieke tijdsperiode waarin ontwikkeling volledig afhankelijk is
van genetische factoren, terwijl een sensitieve periode wordt beïnvloed door zowel genetica
als omgevingsinvloeden.