BASIS BOUWTECHNIEK
WEEK 1
HOORCOLLEGE 1 - BOUWELEMENTEN
,Detail in een gebouw beschrijft waar het ene materiaalvlak overgaat in het andere
materiaalvlak. Het maken van deze aansluitingen of details valt onder technisch
ontwerpen. Voorbeelden zijn de overgang van gevel (buitenmuur van een gebouw) naar
dak en gevel naar raam. Zie afbeelding hier onder.
Een gebouw bestaat uit verschillende lagen: omgeving infrastructuur, de hoofddraagconstructie, de huid (dak, gevels),
ontsluiting (trappen, liften, gangen), inbouw/afbouw (meubels) en installaties (water, elektra). Verder moet een gebouw
voldoen aan de eisen en wensen van de gebruikers en overheidsinstellingen. Het moet bijvoorbeeld beschermd zijn tegen het
weer, koude en warmte, inbraak, ongedierte, vocht, straling en geluid. Verder moet een gebouw stevig en sterk staan zodat
deze niet instort. Je kunt prestaties onderscheiden in deeltakken:
• Technische prestaties
Veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energie
• Functionele prestaties
• Economische prestaties
• Esthetische prestaties
Een gebouw moet beschermen tegen veel invloeden. Een gebouw moet bijvoorbeeld blijven staan oftewel sterk en stevig zijn,
een gebouw moet beschermen (brand/privacy), comfortabel zijn (koel/warm) en tot slot geluiddicht zijn (tegen bijvoorbeeld
verkeer en buren). Deze onderwerpen worden hieronder uitgewerkt.
Bepaalde brandveiligheidseisen aan een gebouw kun je terugvinden in het bouwbesluit. Hierbij maak je onderscheid tussen
branddoorslag en brandoverslag. Branddoorslag is het doorslaan van een brand door een wand of plafond naar een andere
ruimte. Brandoverslag beschrijft uitbreiding van een brand naar een andere ruimte via de buitenlucht. Wanden moeten een
bepaalde weerstand tegen brandoverslag en branddoorslag (ook wel WBDWO) hebben. Dit is de kortste tijd die een brand
nodig heeft om uit te breiden naar een andere ruimte. Deze eis wordt uitgedrukt in minuten en kan afhangen van factoren als
de ligging van het gebouw, afstand tot andere gebouwen, het aantal gevelopeningen et cetera.
Ook moet een gebouw geluiddicht zijn. Hierbij maak je onderscheid tussen luchtgeluid (overdracht door kieren en naden
doordat de lucht in trilling wordt gebracht) en contactgeluid (door contact zoals lopen of dichtslaande deuren waardoor de
constructie in trilling word gebracht). Onvoldoende isolatie zoals geringe massa van vloer en kleine openingen kunnen zorgen
voor luchtgeluid. Bij gestapelde woningen zijn de verticale scheidingen wat dunner waardoor je sneller last hebt van
luchtgeluid. Contactgeluid kan worden voorkomen door het aanrakingsoppervlak te scheiden door er een laag tussen te
plaatsen.
Met dat een gebouw moet blijven staan, wordt bedoeld dat een gebouw sterk en stevig moet zijn. Het moet tegen verschillende
belastingen kunnen. Hierbij kun je denken aan sneeuwbelasting, vloerbelasting en windbelasting. Dit zijn zowel horizontale als
verticale krachten op een gebouw. Zie tekst onder de afbeelding.
Verder moet een gebouw goed beschermt zijn tegen warmte en koude. Warmte accumulatie is het effect dat een zwaar
gebouw dag en nacht koel blijft, en een licht gebouw in de zomer overdag warm is en ’s nachts kouder. Warmte-isolatie is een
eigenschap van materialen om de overdracht van warmte tussen twee zijden tot een minimum te creëren (warmte
vasthouden).
, Gebouw moet tegen zowel horizontale als verticale belasting kunnen zodat het gebouw stevig blijft staan. Hierbij moet je
denken aan eigen gewicht, wind etc. Over het algemeen kun je de krachten die op een gebouw werken, ook wel belasting,
opdelen in de volgende onderdelen:
- Permanente belasting of eigen gewicht
Dak, vloeren, wanden, gevel
- Veranderlijke belasting
Mensen, meubilair, sneeuw
- Horizontale belasting
Via de gevels naar de vloeren, van de vloeren naar de
dragende wanden en dan naar de fundatie
FUNDERING
Als je begint met bouwen start je met de palen/balken van de fundering. De belangrijkste palen
komen onder de dragende wanden. In de onderstaande afbeelding zijn dat de lange wanden. Daar
komt de meeste kracht op te staan.
Er zijn drie manieren om een gebouw te funderen. Dit worden funderingsprincipes genoemd en zijn als volgt:
- Een fundering op staal (op zand) als de grond sterk genoeg is om het zelf te dragen.
- Fundering op palen bij een zwakke ondergrond (duurdere optie).
- Fundering op tussenvormen (ontgraven, opvullen met grondvervanging of verbeterde grond) waardoor het gewicht
wordt verspreid. Fundering op tussenvorm is weer een voorbeeld van fundering op staal.
De lengte van de funderingspalen in de grond, wordt bepaald door de lagen van de grond. Fundering houdt vaak op wanneer
je uiteindelijk zodanig diep in de grond komt waardoor je fundering kan rusten op een bepaalde sterke laag grond (de
draagkrachtige laag).
Eisen van fundering zijn: funderingspalen naar draagkrachtige laag, funderingsbalken, thermische isolatie/dichting en
nutsvoorzieningen. Een kruipruimte zorgt voor energieverlies via de vloer doordat een deel van de warmte verloren gaat aan
WEEK 1
HOORCOLLEGE 1 - BOUWELEMENTEN
,Detail in een gebouw beschrijft waar het ene materiaalvlak overgaat in het andere
materiaalvlak. Het maken van deze aansluitingen of details valt onder technisch
ontwerpen. Voorbeelden zijn de overgang van gevel (buitenmuur van een gebouw) naar
dak en gevel naar raam. Zie afbeelding hier onder.
Een gebouw bestaat uit verschillende lagen: omgeving infrastructuur, de hoofddraagconstructie, de huid (dak, gevels),
ontsluiting (trappen, liften, gangen), inbouw/afbouw (meubels) en installaties (water, elektra). Verder moet een gebouw
voldoen aan de eisen en wensen van de gebruikers en overheidsinstellingen. Het moet bijvoorbeeld beschermd zijn tegen het
weer, koude en warmte, inbraak, ongedierte, vocht, straling en geluid. Verder moet een gebouw stevig en sterk staan zodat
deze niet instort. Je kunt prestaties onderscheiden in deeltakken:
• Technische prestaties
Veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energie
• Functionele prestaties
• Economische prestaties
• Esthetische prestaties
Een gebouw moet beschermen tegen veel invloeden. Een gebouw moet bijvoorbeeld blijven staan oftewel sterk en stevig zijn,
een gebouw moet beschermen (brand/privacy), comfortabel zijn (koel/warm) en tot slot geluiddicht zijn (tegen bijvoorbeeld
verkeer en buren). Deze onderwerpen worden hieronder uitgewerkt.
Bepaalde brandveiligheidseisen aan een gebouw kun je terugvinden in het bouwbesluit. Hierbij maak je onderscheid tussen
branddoorslag en brandoverslag. Branddoorslag is het doorslaan van een brand door een wand of plafond naar een andere
ruimte. Brandoverslag beschrijft uitbreiding van een brand naar een andere ruimte via de buitenlucht. Wanden moeten een
bepaalde weerstand tegen brandoverslag en branddoorslag (ook wel WBDWO) hebben. Dit is de kortste tijd die een brand
nodig heeft om uit te breiden naar een andere ruimte. Deze eis wordt uitgedrukt in minuten en kan afhangen van factoren als
de ligging van het gebouw, afstand tot andere gebouwen, het aantal gevelopeningen et cetera.
Ook moet een gebouw geluiddicht zijn. Hierbij maak je onderscheid tussen luchtgeluid (overdracht door kieren en naden
doordat de lucht in trilling wordt gebracht) en contactgeluid (door contact zoals lopen of dichtslaande deuren waardoor de
constructie in trilling word gebracht). Onvoldoende isolatie zoals geringe massa van vloer en kleine openingen kunnen zorgen
voor luchtgeluid. Bij gestapelde woningen zijn de verticale scheidingen wat dunner waardoor je sneller last hebt van
luchtgeluid. Contactgeluid kan worden voorkomen door het aanrakingsoppervlak te scheiden door er een laag tussen te
plaatsen.
Met dat een gebouw moet blijven staan, wordt bedoeld dat een gebouw sterk en stevig moet zijn. Het moet tegen verschillende
belastingen kunnen. Hierbij kun je denken aan sneeuwbelasting, vloerbelasting en windbelasting. Dit zijn zowel horizontale als
verticale krachten op een gebouw. Zie tekst onder de afbeelding.
Verder moet een gebouw goed beschermt zijn tegen warmte en koude. Warmte accumulatie is het effect dat een zwaar
gebouw dag en nacht koel blijft, en een licht gebouw in de zomer overdag warm is en ’s nachts kouder. Warmte-isolatie is een
eigenschap van materialen om de overdracht van warmte tussen twee zijden tot een minimum te creëren (warmte
vasthouden).
, Gebouw moet tegen zowel horizontale als verticale belasting kunnen zodat het gebouw stevig blijft staan. Hierbij moet je
denken aan eigen gewicht, wind etc. Over het algemeen kun je de krachten die op een gebouw werken, ook wel belasting,
opdelen in de volgende onderdelen:
- Permanente belasting of eigen gewicht
Dak, vloeren, wanden, gevel
- Veranderlijke belasting
Mensen, meubilair, sneeuw
- Horizontale belasting
Via de gevels naar de vloeren, van de vloeren naar de
dragende wanden en dan naar de fundatie
FUNDERING
Als je begint met bouwen start je met de palen/balken van de fundering. De belangrijkste palen
komen onder de dragende wanden. In de onderstaande afbeelding zijn dat de lange wanden. Daar
komt de meeste kracht op te staan.
Er zijn drie manieren om een gebouw te funderen. Dit worden funderingsprincipes genoemd en zijn als volgt:
- Een fundering op staal (op zand) als de grond sterk genoeg is om het zelf te dragen.
- Fundering op palen bij een zwakke ondergrond (duurdere optie).
- Fundering op tussenvormen (ontgraven, opvullen met grondvervanging of verbeterde grond) waardoor het gewicht
wordt verspreid. Fundering op tussenvorm is weer een voorbeeld van fundering op staal.
De lengte van de funderingspalen in de grond, wordt bepaald door de lagen van de grond. Fundering houdt vaak op wanneer
je uiteindelijk zodanig diep in de grond komt waardoor je fundering kan rusten op een bepaalde sterke laag grond (de
draagkrachtige laag).
Eisen van fundering zijn: funderingspalen naar draagkrachtige laag, funderingsbalken, thermische isolatie/dichting en
nutsvoorzieningen. Een kruipruimte zorgt voor energieverlies via de vloer doordat een deel van de warmte verloren gaat aan