Begrippenlijst Wereldeconomie
H1: Internationale handel
Absoluut kostenvoordeel: Een land heeft een absoluut kostenvoordeel bij de
productie van een bepaald goed als de productiekosten van dat goed in het
betreffende land ten opzichte van andere landen het laagste zijn.
Arbeidsproductiviteit: Het aantal eenheden product dat per werknemer per
tijdseenheid, bijvoorbeeld per uur of per jaar, wordt gemaakt.
Comparatief kostenvoordeel: Ontstaat bij goederen waarbij een land qua
productiekosten ten opzichte van een ander land relatief de grootste voorsprong of
de kleinste achterstand heeft bij de productie van dat goed.
Douane-unie: Een vrijhandelszone met een gemeenschappelijk buitentarief.
Economische unie: Als lidstaten, naast een gemeenschappelijke markt, ook
afspraken maken over verdergaande sociaaleconomische samenwerking tussen
landen.
Exporteren (uitvoeren): Het verkopen van goederen en diensten aan het
buitenland.
Exportsubsidie: Subsidie aan binnenlandse producenten zodat ze kunnen
concurreren met buitenlandse producenten.
Gemeenschappelijk buitentarief: Alle lidstaten hanteren dezelfde importheffing ten
opzichte van niet-lidstaten.
Gemeenschappelijke markt (interne markt): Een vorm van economische
integratie, waarbij er tussen de landen vrij verkeer van goederen, diensten, personen
en kapitaal is.
Globalisering: Verdwijnen van nationale grenzen, spreiding van productie over de
wereld.
Importeren (invoeren): Het kopen van goederen of diensten in het buitenland.
Importheffing: Belasting op geïmporteerde goederen die wordt doorberekend in de
prijs.
Internationale arbeidsverdeling: Het verschijnsel dat (bedrijven van) landen zich
toeleggen op het produceren van goederen en diensten waar ze relatief goed in zijn
of waar de voorwaarden om te produceren gunstig zijn.
Invoerquotum (invoercontingent): Maximale hoeveelheid goederen die mag
worden ingevoerd.
Menselijk kapitaal (human capital): De kennis en vaardigheden die werknemers
bezitten en waarover een bedrijf kan beschikken. Het geheel aan kennis, ervaring en
vaardigheden van een persoon of van de beroepsbevolking. De beroepsbevolking
kun je als 'kapitaal' beschouwen waarin je kunt investeren door bijvoorbeeld
bijscholing.
Multinationals (mno’s): Grote ondernemingen die in meerdere landen economisch
actief zijn met de productie en/of verkoop van hun goederen en diensten.
Muntunie (monetaire unie): Lidstaten hanteren dezelfde munt en is er één centrale
bank die het monetaire beleid voor de gehele muntunie uitvoert.
Non-tarifaire maatregelen: Protectionistische maatregelen die geen directe invloed
hebben op de prijs.
Opofferingskosten: De opbrengsten van het beste, niet gekozen, alternatief.
, Begrippenlijst Wereldeconomie
Protectionistische maatregelen: Maatregelen ter bevordering van de export en
belemmering van de import.
Schaalvoordelen: Kostenvoordelen die ontstaan door productie op grote schaal.
Tarifaire maatregelen: Protectionistische maatregelen die invloed hebben op de
prijs van een product.
Vennootschapsbelasting: Belasting die geheven wordt over de winst van een
besloten vennootschap en naamloze vennootschap.
Verzonken kosten: Kosten die als ze eenmaal zijn gemaakt niet meer kunnen
worden terugverdiend als een activiteit wordt gestaakt, omdat er geen andere
gebruiksmogelijkheden zijn.
Vrijhandelszone: Hierbij vervallen alle onderlinge handelsbelemmeringen, zoals
importtarieven en importquota, er is dus sprake van vrijhandel.
Wereldhandelsorganisatie (WTO): Organisatie die zich inzet voor vrijhandel.
H1: Internationale handel
Absoluut kostenvoordeel: Een land heeft een absoluut kostenvoordeel bij de
productie van een bepaald goed als de productiekosten van dat goed in het
betreffende land ten opzichte van andere landen het laagste zijn.
Arbeidsproductiviteit: Het aantal eenheden product dat per werknemer per
tijdseenheid, bijvoorbeeld per uur of per jaar, wordt gemaakt.
Comparatief kostenvoordeel: Ontstaat bij goederen waarbij een land qua
productiekosten ten opzichte van een ander land relatief de grootste voorsprong of
de kleinste achterstand heeft bij de productie van dat goed.
Douane-unie: Een vrijhandelszone met een gemeenschappelijk buitentarief.
Economische unie: Als lidstaten, naast een gemeenschappelijke markt, ook
afspraken maken over verdergaande sociaaleconomische samenwerking tussen
landen.
Exporteren (uitvoeren): Het verkopen van goederen en diensten aan het
buitenland.
Exportsubsidie: Subsidie aan binnenlandse producenten zodat ze kunnen
concurreren met buitenlandse producenten.
Gemeenschappelijk buitentarief: Alle lidstaten hanteren dezelfde importheffing ten
opzichte van niet-lidstaten.
Gemeenschappelijke markt (interne markt): Een vorm van economische
integratie, waarbij er tussen de landen vrij verkeer van goederen, diensten, personen
en kapitaal is.
Globalisering: Verdwijnen van nationale grenzen, spreiding van productie over de
wereld.
Importeren (invoeren): Het kopen van goederen of diensten in het buitenland.
Importheffing: Belasting op geïmporteerde goederen die wordt doorberekend in de
prijs.
Internationale arbeidsverdeling: Het verschijnsel dat (bedrijven van) landen zich
toeleggen op het produceren van goederen en diensten waar ze relatief goed in zijn
of waar de voorwaarden om te produceren gunstig zijn.
Invoerquotum (invoercontingent): Maximale hoeveelheid goederen die mag
worden ingevoerd.
Menselijk kapitaal (human capital): De kennis en vaardigheden die werknemers
bezitten en waarover een bedrijf kan beschikken. Het geheel aan kennis, ervaring en
vaardigheden van een persoon of van de beroepsbevolking. De beroepsbevolking
kun je als 'kapitaal' beschouwen waarin je kunt investeren door bijvoorbeeld
bijscholing.
Multinationals (mno’s): Grote ondernemingen die in meerdere landen economisch
actief zijn met de productie en/of verkoop van hun goederen en diensten.
Muntunie (monetaire unie): Lidstaten hanteren dezelfde munt en is er één centrale
bank die het monetaire beleid voor de gehele muntunie uitvoert.
Non-tarifaire maatregelen: Protectionistische maatregelen die geen directe invloed
hebben op de prijs.
Opofferingskosten: De opbrengsten van het beste, niet gekozen, alternatief.
, Begrippenlijst Wereldeconomie
Protectionistische maatregelen: Maatregelen ter bevordering van de export en
belemmering van de import.
Schaalvoordelen: Kostenvoordelen die ontstaan door productie op grote schaal.
Tarifaire maatregelen: Protectionistische maatregelen die invloed hebben op de
prijs van een product.
Vennootschapsbelasting: Belasting die geheven wordt over de winst van een
besloten vennootschap en naamloze vennootschap.
Verzonken kosten: Kosten die als ze eenmaal zijn gemaakt niet meer kunnen
worden terugverdiend als een activiteit wordt gestaakt, omdat er geen andere
gebruiksmogelijkheden zijn.
Vrijhandelszone: Hierbij vervallen alle onderlinge handelsbelemmeringen, zoals
importtarieven en importquota, er is dus sprake van vrijhandel.
Wereldhandelsorganisatie (WTO): Organisatie die zich inzet voor vrijhandel.