HC 7 IBR 2 (Master)

HC 7 IBR 2: Transfer Pricing 2

Pay your f*cking taxes
Laatste jaren neemt aandacht toe om te voorkomen dat multinationals
belasting blijven ontwijken/ontduiken. Burgers kunnen niet ‘wegrennen’
van belastingen, multinationals kunnen makkelijker de grens over.
 Financiële crisis;
 Overheid heeft geld nodig;
 Fair share;
o Starbucks;
o Google;
o Amazon;
 Agressieve tax planning technieken;
 Schadelijke belastingconcurrentie;

‘We’re not accusing you of being illegal, we’re accusing you of being
immoral’ (Margaret Hodge, 2012)  wat er gebeurde was niet illegaal. Het
ging om de fair share plicht.

BEPS Rapporten 2015




Coherentie van de fiscale stelsels: op welke manier kunnen we de stelsels
beter op elkaar laten afstemmen? Zodat we die hybride structuren kunnen
voorkomen.
Substance: hoe kunnen we er voor zorgen dat ondernemingen niet
oneigenlijk gebruik maken van fiscale stelsels?
Transparantie: hoe kunnen we er voor zorgen dat er meer informatie
beschikbaar is voor de belastingdiensten?

TP: betrekking op transparantie en substance pijlers.

BEPS en Transfer Pricing
‘Profits should be txeed hhere eooooico xotcvctces dercvco the rrofits xre
rerforied xod hhere vxlue cs orexted.’

, Kwetsbaarheid van arm’s length beginsel werd steeds groter. OECD: winst
moet daar neerslaan waar de activiteiten plaatsvinden.

Arm’s length beginsel heeft beperkingen:
 Immateriële activa  merknamen, websites, heeft als kenmerk dat
het immaterieel is en dus hoef je het niet in te pakken om het in een
ander land te ‘doen’. Het is heel waardevol maar kan overal
uitgevoerd worden.
 Financiële activa  leningen en kapitaal. Geld / bitcoins e.d. zijn
virtueel. Waardevol en kan overal gebeuren.
 Risico  set afspraken.

Niettemin blijft het arm’s length beginsel het uitgangspunt voor
verrekenprijzen van MNE’s. Ondanks dat de kwetsbaarheden uit het arm’s
length beginsel voortvloeien. Daar zit spanning in.

Documentatie(verplichtingen)
OECD action 13: OECD is geen supranationale organisatie en dus geen
juridische binding. Niemand hoeft zich daar in principe iets van aan te
trekken. De aanbevelingen die de OECD doet hebben gezag, maar niet
afdwingbaar. Er zijn 4 actiepunten waar we ons aan gaan committeren:
dat zijn minumum standards. Een daar van is de
documentatieverplichting, action 13: een minimum standard waar OECD
lidstaten zich toe verplicht hebben daar aan te houden. Die documentatie
heeft 3 doelstellingen:
 MNE’s dwingen transfer pricing serieus te nemen (het disciplineert);
 Belastingautoriteiten in staat stellen zich een oordeel over
verrekenprijzen te vormen (informatieverschafng);
 Belastingautoriteiten in staat stellen het risico te beoordelen hoe
transfer pricing regels worden nageleefd;

Drie categorieën aan documentatie
3 niveaus: klein, middelgroot en groot. Minimum standard gaat alleen over
de middelgrote en grote groepsomzet. Voor de kleine geldt de NL (oude)
wet art. 3.8.
 Groepsomzet < €50 miljoen – art. 8b(3) Vpb;
 Groepsomzet < €750 miljoen – groepsdossier en lokale dossiers art.
29g Vpb;
o Vanaf 50 miljoen tot 750 miljoen. TP documentatie opstellen.
 Groepsomzet > €750 miljoen – groepsdossiers en lokale dossiers art.
29g Vpb én Landenrapport art. 29c Vpb;
o Naast TP documentatie die ook voor andere groep geldt ook
landenrapport: hoe zijn de activiteiten en de winsten verdeeld
in de groep. Geeft inzicht of er gemanipuleerd wordt.

Art. 8b(3) Vpb
Geldt voor iedereen. Lid 3 = documentatieplicht. In de administratie
opnemen die gegevens dat blijkt dat de voorwaarden die tot stand zijn