Vitale functies:
Om de vitale functies te bepalen meet je:
- De ademfrequentie
- De hartslag
- De bloeddruk
- Het bewust zijn
- De lichaamstemperatuur
- De saturatie
ABCDE-methodiek:
- Airway: de luchtweg en de nekwervelkolom.
- Breathing: de ademhaling en de ventilatie.
- Circulation: de circulatie en mogelijk bloedverlies.
- Disability: het bewustzijn en de neurologische functies.
- Exposure: de lichaamstemperatuur en verder onderzoek.
Bloeddruk (tensie):
Bovendruk = systolische druk
Onderdruk = diastolische druk
Normaal waarde: 120/80.
Systolische druk: de druk van het bloed op de vaten als het hart samentrekt om het bloed
door de vaten te pompen.
Diastolische druk: de druk in de bloedvaten op het moment dat het hart zich ontspant.
Je spreekt van een lage bloeddruk (hypotensie) als die zo laag is dat je er klachten van hebt
en als de bloeddruk onder de 120/80 is.
Je spreekt van een hoge bloeddruk (hypertensie) als deze hoger is dan 140.
Factoren die invloed hebben op een hypertensie
Naarmate je ouder wordt krijg je een grotere kans op een hypertensie, dit komt onder
andere doordat bloedvaten stugger en minder elastisch worden. Ook kunnen roken,
ongezond eten, overgewicht, weinig bewegen, alcohol en stress invloed hebben op een
hypertensie.
Complicaties
Een hypertensie kan je hart en andere organen beschadigen, zoals je oog en nieren. Er
kunnen zich stofjes, zoals cholesterol ophopen. Je bloedvaten worden nauwer en de kans op
een hartinfarct of beroerte neemt toe. De hartspier wordt dikker en stijver de pompkracht
kan afnemen en er kan hartfalen ontstaan.
Een hypotensie met een onderliggen probleem moet anders worden aangepakt, anders kan
er een levensbedreigende situatie ontstaan.
Om de vitale functies te bepalen meet je:
- De ademfrequentie
- De hartslag
- De bloeddruk
- Het bewust zijn
- De lichaamstemperatuur
- De saturatie
ABCDE-methodiek:
- Airway: de luchtweg en de nekwervelkolom.
- Breathing: de ademhaling en de ventilatie.
- Circulation: de circulatie en mogelijk bloedverlies.
- Disability: het bewustzijn en de neurologische functies.
- Exposure: de lichaamstemperatuur en verder onderzoek.
Bloeddruk (tensie):
Bovendruk = systolische druk
Onderdruk = diastolische druk
Normaal waarde: 120/80.
Systolische druk: de druk van het bloed op de vaten als het hart samentrekt om het bloed
door de vaten te pompen.
Diastolische druk: de druk in de bloedvaten op het moment dat het hart zich ontspant.
Je spreekt van een lage bloeddruk (hypotensie) als die zo laag is dat je er klachten van hebt
en als de bloeddruk onder de 120/80 is.
Je spreekt van een hoge bloeddruk (hypertensie) als deze hoger is dan 140.
Factoren die invloed hebben op een hypertensie
Naarmate je ouder wordt krijg je een grotere kans op een hypertensie, dit komt onder
andere doordat bloedvaten stugger en minder elastisch worden. Ook kunnen roken,
ongezond eten, overgewicht, weinig bewegen, alcohol en stress invloed hebben op een
hypertensie.
Complicaties
Een hypertensie kan je hart en andere organen beschadigen, zoals je oog en nieren. Er
kunnen zich stofjes, zoals cholesterol ophopen. Je bloedvaten worden nauwer en de kans op
een hartinfarct of beroerte neemt toe. De hartspier wordt dikker en stijver de pompkracht
kan afnemen en er kan hartfalen ontstaan.
Een hypotensie met een onderliggen probleem moet anders worden aangepakt, anders kan
er een levensbedreigende situatie ontstaan.