100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting Fundamentals of anatomy & physiology en colleges, anatomie deel - Humane anatomie en fysiologie (AB_1125)

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
25
Geüpload op
06-03-2024
Geschreven in
2020/2021

Samenvatting Fundamentals of anatomy & physiology en colleges, anatomie deel - Humane anatomie en fysiologie (AB_1125), voor gezondheidswetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam.











Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Heel boek samengevat?
Nee
Wat is er van het boek samengevat?
Onbekend
Geüpload op
6 maart 2024
Aantal pagina's
25
Geschreven in
2020/2021
Type
Samenvatting

Voorbeeld van de inhoud

Anatomie
Anatomie is het bestuderen van lichaamsstructuren, op macro- en microscopisch
niveau.

Het lichaam bestaat uit verschillende orgaansystemen:
 Integumentum systeem (huid, haar, nagels, zweetklieren) – beschermen
tegen gevaren, reguleren lichaamstemperaturen en leveren informatie uit
gevoel.
 Skeletsysteem (botten, kraakbaan, ligamenten, beenmerg) –
ondersteuning en bescherming van organen, opslag van calcium en andere
mineralen, vormen van bloedcellen.
 Spiersysteem (skeletspieren, pezen) – mogelijk maken van beweging,
beschermen en ondersteunen, warmte generen t.b.v.
lichaamstemperatuur.
 Zenuwstelsel (brein, ruggenmerg, perifere zenuwen, zintuigen) – vormt
directe response op stimuli, reguleert activiteiten van andere
orgaansystemen, voorziet en interpreteert externe stimuli.
 Endocriene systeem (hypofyse, pancreas, schildklier, bijnieren) – reguleert
effect van organen op lange termijn, past activiteit van stofwisseling aan,
speelt grote rol in de ontwikkeling.
 Lymfatisch systeem (milt, thymus, lymfevaten, tonsillen) – verdediging
tegen infectie en ziekte, geeft weefselvloeistof af aan de bloedbaan.
 Spijsverteringssysteem (tanden en tong, slokdarm, maag, dunne en dikke
darm, lever, galblaas, pancreas) – verteert en verwerkt voedsel,
absorbeert water en voedingsstoffen, opslag voor energiereserves.
 Voortplantingssysteem –
o Voortplantingssysteem man (testes, zaadblaasjes, prostaat, penis en
scrotum) – produceren van geslachtshormonen, aanmaken van
geslachtscellen, mogelijk maken van bevruchting.
o Voortplantingssysteem vrouw (ovaria, baarmoeder, vagina, labia,
melkklieren) – produceren van geslachtshormonen, aanmaken van
geslachtscellen, mogelijk maken van bevruchting, ondersteunen van
groei embryo, embryo voorzien van voeding.
 Cardiovasculair systeem (hart, bloedvaten, bloed) – distributie van bloed
met opgeloste stoffen, verspreiden warmte bij regulatie temperatuur.
 Respiratoire systeem (neus- en bijholten, strottenhoofd, trachea, longen) –
distributie van lucht naar longblaasjes, mogelijk maken van
gasuitwisseling, produceren van stemgeluid.
 Urinaire systeem (nieren, ureteren, blaas, urethra) – verwijderen van
afvalstoffen uit het bloed, reguleren van water- en elektronen en opslaan
van urine.

De anatomische stand is rechtop met de handen open.
Aangezichten: de manier waarop je tegen een lichaam aankijkt.
– Superior/craniaal – naar boven, richting het hoofd.
– Inferieur/caudaal – naar onder, richting de ‘staart’.
– Anterieur/ventraal – aan de buikzijde of aan de voorkant.
– Posterieur/dorsaal – aan de rugkant of van achteren.
– Mediaal – naar het midden of aan de binnenzijde.
– Proximaal – dichterbij gelegen (van het midden).
– Distaal – verderaf gelegen (van het midden)

Anatomische vlakken:

, – Frontaal/coronaal – van voor naar achter.
– Lateraal/(mid)sagittaal – van de zijkant.
– Horizontaal/transversaal – van boven naar onder.

Bewegingsrichtingen:
– Abductie – heffen  bewegen van de arm omhoog.
– Adductie – neerlaten  bewegen van de arm omlaag.
– Exorotatie – naar buiten draaien.
– Endorotatie – naar binnen draaien.
– Flexie – buigen.
o Anteflexie – naar voren buigen vs. retroflexie – achterover buiging
(heup).
o Dorsaalflexie – enkel- of polsgewricht omhoog bewegen vs.
plantair-/palmairflexie – enkel- of polsgewricht omlaag bewegen.
– Extensie – strekken.
o Extensie is de antagonerende/tegengestelde beweging van flexie.
– Pronatie – draai je de duim naar binnen vs. supinatie – duim naar buiten
draaien.
– Inversie – draaien naar boven vs. eversie – naar onder (grote teen).
– Circumductie – beweging in een cirkel (bij kogelgewrichten etc.).

Bewegingsassen: een beweging vindt plaats binnen een bepaalde as.
– Flexie/extensie geven een beweging in sagittale vlak en door transversale
as.
– Adductie/abductie/lateraalflexie geven beweging in frontale vlak en door
sagittale as.
– Endorotatie/exorotatie geeft beweging in transversaal vlak en door
verticale as.

Het skeletsysteem en de botten:
 We hebben 206 botten die allemaal verschillende structuren kennen. We
hebben korte en lange botten en we kennen platte beenderen, compact
bot, spongieus bot en beenmerg.
 Botten groeien door ossificatie (harder worden) en calcificatie.
 Ze bevatten slagaders (arterie), aders (vene) en zenuwen.
 Het skeletsysteem is onder te verdelen in twee systemen:
o Axiaal skeletsysteem – bevat schedel, wervelkolom en thorax. Dit is
40% van het hele skelet en is weinig bewegelijk maar wel stevig.
o Appendiculair skeletsysteem – bevat de ledenmaten (extremiteiten)
en hun verbindingen. Omvat 60% wat vooral de lange beenderen
zijn en zorgt voor de mobiliteit.

Botverbindingen: een articulatie van twee of meer botten, waartussen een
compromis geldt tussen stevig en mobiel. Botgewrichten hebben een
anatomische en functionele indeling.
 Bindweefsel (syndesmose) – dit zijn met name de beschermende weefsels
die wat minder bewegelijk zijn.
 Kraakbeenverbindingen (synchondrose) – zijn vaak wel wat bewegelijker.
Sommige botten ontstaan uit kraakbeen.
 Botverbindingen (synostose) – bot op bot verbindingen waarbij geen
beweging mogelijk is. Dus niet echt gewrichten
 Groeischijven – geen beweging in mogelijk.
 Vetkussentjes en ligamenten – geven ondersteuning en versteviging.
 Pezen – stugge uitlopers van een spier, verbind spier met bot.

, Verschillende soorten gewrichten:
 Synoviale gewrichten – worden omhuld door een gewrichtskapsel, de
botten zijn bedekt met kraakbeen en er is een ruimte gevuld met synoviale
vloeistof.
o De functie van deze vloeistof is een lubricatie van het gewricht,
distributie van voedingsstoffen en voor het absorberen van
schokken.
o Deze synoviale vloeistof ligt opgeslagen in zakjes genaamd
slijmbeurzen, deze verminderen frictie.
 Synoviale gewrichten worden onderverdeeld op structuur, en dus ook op
verschil in functie en/of mobiliteit.
o Kogelgewricht – is het meest bewegelijke gewricht waardoor er
bewogen kan worden in drie assen. Hierdoor kan je om je as
draaien.
 De schouder en heup hebben een kogelgewricht.
o Zadelgewricht – hiermee kan je in twee assen bewegen.
 De duim heeft een zadelgewricht.
o Scharniergewricht – kan alleen bewegen in één as.
 De ellenboog heeft een scharniergewricht.
o Draairolgewricht – de ulna kan over de radius heen ‘rollen’.
o Ellipsoid gewricht – beweging in twee hoofdassen en twee
bewegingsrichtingen, ronddraaiing is moeilijk.

De bovenste extremiteiten:
De schouder:
 Botten 
o Sleutelbeen (clavicula) – S-vormig bot van circa 12 cm, dicht aan het
oppervlak.
o Schouderblad (scapula) – plat bot met uitsteeksels met een grote
dorsaal, kleinere ventraal. Ook bevat het bot een uitholling/kom
voor de bovenarm.
 Dorsaal op het schouderblad loopt de spina. Dit is een soort
richel die uiteindelijk één van de uitsteeksels (acromion) op
het schouderblad vormt.
 Aan mediale kant/de rand van het schouderblad bevindt zich
nog een richel genaamd de margo.
o Schouderdak – is geen bot maar wordt gevormd door ligamenten
tussen de uitsteeksels van het schouderblad. De m. superaspinatus
loopt hieronder door.
 Spieren  de spieren in de schouder zorgen voor stevigheid, zodat de
schouder minder snel uit de kom schiet. De groep van spieren wordt
samen de rotator cuff genoemd.
o M. supraspinatus – loopt boven de spina, heeft een oorsprong op de
scapula en een aanhechting op de humerus. Gaat onder de
ligamenten van het schouderdak door en zorgt voor abductie.
o M. teres minor – kleine ronde spier, zorgt voor adductie van de
bovenarm.
o M. infraspinatus – loopt onder de spina zorgt voor exorotatie.
o M. subscapularis – bevindt zich onder de scapula, heeft een
oorsprong op de scapula en hecht aan op de humerus. Zorgt voor
endorotatie van de bovenarm.
Deze behoort niet tot de rotator cuff:
€6,72
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
De reputatie van een verkoper is gebaseerd op het aantal documenten dat iemand tegen betaling verkocht heeft en de beoordelingen die voor die items ontvangen zijn. Er zijn drie niveau’s te onderscheiden: brons, zilver en goud. Hoe beter de reputatie, hoe meer de kwaliteit van zijn of haar werk te vertrouwen is.
isisvink1 Vrije Universiteit Amsterdam
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
13
Lid sinds
4 jaar
Aantal volgers
4
Documenten
21
Laatst verkocht
5 maanden geleden

0,0

0 beoordelingen

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen