WC 3: Bijzondere overeenkomsten
Casus 1
De gespecialiseerde kunsthandelaar Henry krijgt van verzamelaar Jansen een
zoekopdracht om van een bepaalde schilder een schilderij uit een beroemde reeks te
kopen. Elk schilderij uit de reeks van zo’n 30 schilderijen, die de kunstenaar in zijn
meest creatieve periode maakte, is goed. Henry mag namens Jansen ook
onderhandelingen voeren. Jansen geeft aan dat Henry tot maximaal
€ 1.200.000 mag bieden op een geschikt schilderij. Henry zal bij een geslaagde
aankoop 2% courtage mogen rekenen.
Toevalligerwijs ontvangt Henry ook een verkoopopdracht van een andere
verzamelaar voor een schilderij uit de reeks. Deze klant wil minimaal € 1.000.000
voor het schilderij ontvangen. Ook hiervoor zal de handelaar 2% courtage ontvangen
als hij erin slaagt het schilderij te verkopen. Dat is eenvoudig, denkt Henry. Hij maakt
de koopprijs af op € 1.100.000 en laat beide klanten weten dat de koop geslaagd is.
Hij ontvangt van beide klanten de 2% courtage over de (ver)koopsom.
Jansen komt erachter dat de handelaar voor beide partijen heeft onderhandeld en
denkt dat hij benadeeld is. Hij wendt zich tot jou voor advies.
Vraag: Hoe luidt jouw advies?
Antwoorden Bijzondere overeenkomsten 2014-2015
Oefenvraag 1
Henry mag namens Hendrix onderhandelingen voeren. Bij onderhandelingen
worden rechtshandelingen verricht (aanbod en aanvaarding), waardoor er
sprake is van lastgeving in de zin van art. 7:414 lid 1 BW.
De handelaar treedt hier echter ook op als lasthebber van de verkoper en
daarmee ook als lasthebber van de wederpartij, daarom is art. 7:417 BW (het
dienen van twee heren) van toepassing. Omdat de verkoper een zo hoog
mogelijke prijs had willen hebben en Hendrix een zo laag mogelijk bedrag had
willen betalen, hadden Hendrix en de verkoper volstrekt tegenstrijdige
belangen, ook al is Henry binnen zijn opdracht gebleven.
Henry heeft dus op grond van art. 7:417 lid 3 BW geen recht op loon (2%
provisie), onverminderd zijn verplichting tot vergoeding van de dientengevolge
door Hendrix geleden schade.
Hendrix heeft schade geleden, omdat er (hoogstwaarschijnlijk) een lagere prijs
bedongen had kunnen worden als Henry daadwerkelijk met meerdere
aanbieders had onderhandeld. (vermogensschade in de zin van art. 6:95 jo art.
6:96 BW).
Casus 1
De gespecialiseerde kunsthandelaar Henry krijgt van verzamelaar Jansen een
zoekopdracht om van een bepaalde schilder een schilderij uit een beroemde reeks te
kopen. Elk schilderij uit de reeks van zo’n 30 schilderijen, die de kunstenaar in zijn
meest creatieve periode maakte, is goed. Henry mag namens Jansen ook
onderhandelingen voeren. Jansen geeft aan dat Henry tot maximaal
€ 1.200.000 mag bieden op een geschikt schilderij. Henry zal bij een geslaagde
aankoop 2% courtage mogen rekenen.
Toevalligerwijs ontvangt Henry ook een verkoopopdracht van een andere
verzamelaar voor een schilderij uit de reeks. Deze klant wil minimaal € 1.000.000
voor het schilderij ontvangen. Ook hiervoor zal de handelaar 2% courtage ontvangen
als hij erin slaagt het schilderij te verkopen. Dat is eenvoudig, denkt Henry. Hij maakt
de koopprijs af op € 1.100.000 en laat beide klanten weten dat de koop geslaagd is.
Hij ontvangt van beide klanten de 2% courtage over de (ver)koopsom.
Jansen komt erachter dat de handelaar voor beide partijen heeft onderhandeld en
denkt dat hij benadeeld is. Hij wendt zich tot jou voor advies.
Vraag: Hoe luidt jouw advies?
Antwoorden Bijzondere overeenkomsten 2014-2015
Oefenvraag 1
Henry mag namens Hendrix onderhandelingen voeren. Bij onderhandelingen
worden rechtshandelingen verricht (aanbod en aanvaarding), waardoor er
sprake is van lastgeving in de zin van art. 7:414 lid 1 BW.
De handelaar treedt hier echter ook op als lasthebber van de verkoper en
daarmee ook als lasthebber van de wederpartij, daarom is art. 7:417 BW (het
dienen van twee heren) van toepassing. Omdat de verkoper een zo hoog
mogelijke prijs had willen hebben en Hendrix een zo laag mogelijk bedrag had
willen betalen, hadden Hendrix en de verkoper volstrekt tegenstrijdige
belangen, ook al is Henry binnen zijn opdracht gebleven.
Henry heeft dus op grond van art. 7:417 lid 3 BW geen recht op loon (2%
provisie), onverminderd zijn verplichting tot vergoeding van de dientengevolge
door Hendrix geleden schade.
Hendrix heeft schade geleden, omdat er (hoogstwaarschijnlijk) een lagere prijs
bedongen had kunnen worden als Henry daadwerkelijk met meerdere
aanbieders had onderhandeld. (vermogensschade in de zin van art. 6:95 jo art.
6:96 BW).
