Samenvatting Geneeskundn e (GK3)
Anatomie en Fysiologie
Hoof stdkun 11 (11.1-11.6)
11.1
Bloed gespecialiseerd type bindweefsel dat bestaat uit cellen die in een vloeibare matrix
ronddrijven.
Bloed heef belangrijke functess
- Transport van opgeloste gassen, voedingsstofen, hormonen en afvalproducten van de
stofwisseling.
o Gassen zuurstof vanuit de longen naar weefsels en kooldioxide vanuit de weefsels
naar de longen.
o Voedingsstofen opgenomen in het spijsverteringskanaal of die vanuit
opslagplaatsen in vetweefsel of in de lever zijn afgegeven.
o Hormonen vanuit endocriene klieren naar de doelcellen.
o Afvalstofen deze die door acteve cellen worden gevormd en vervoert het deze
afvalstofen naar de nieren waar ze worden uitgescheiden.
- Stabilisering van de pH en de ionensamenstelling van de interstttle vloeistof in het gehele
lichaam.
- Beperking van het vloeistofverlies bij verwonding. Bloed bevat enzymen en factoren die het
proces van de bloedstolling in gang zeten wanneer bloedvatwanden beschadigd raken.
- Verdediging tegen gifstofen en ziekteverwekkers.
o Bloed vervoert leukocyten, gespecialiseerde cellen die de weefsels binnendringen
om infectes te bestrijden of afvalstofen te verwijderen.
o Bloed vervoert ook antstofen aan, speciale eiwiten die binnendringende
organismen of lichaamsvreemde verbindingen aanvallen.
- Stabilisering van de lichaamstemperatuur.
, Veneuze puncte vol bloed wordt meestal afgenomen vanuit een oppervlakkig gelegen ader, zoals
op de voorkant van de elleboog.
Deze techniek wordt veel gebruikt, omdat oppervlakkig gelegen venen gemakkelijk te lokaliseren zijn.
Bovendien zijn de wanden van de venen dunner dan die van even grote arteritn en is de bloeddruk in
het veneuze systeem betrekkelijk laag, zodat de prikwond snel geneest.
Bloed uit perifere capillairen kan worden verkregen door in de vingertop, oorlel of (bij kinderen) in de
grote teen of de hiel te prikken.
Een klein druppeltje bloed uit een capillair kan worden gebruikt om een bloeduistrijkje te maken, een
dun laagje bloed op een objectglaasje.
Een arteritle puncte kan nodig zijn om te beoordelen hoe efcitnt de gaswisseling bij de longen
verloopt.
11.2
Extracellulaire stof voornamelijk plasma en interstttle vloeistof.
De drie belangrijkste typen plasma-eiwiten zijns
- Albuminen. Belangrijk voor hhet handhaven van de osmotsche druk van het plasma.
- Globulinen. Antstofen en transporteiwiten. Globulinen die zijn betrokken bij het transport
van veten, worden lipoprotennen genoemd.
Antstofen ook wel immunoglobulinen, vallen lichaamsvreemde eiwiten
en ziekteverwekkers aan.
Transporteiwiten binden zich aan kleine ionen, hormonen of aan
verbindingen die anders bij de nieren zouden worden uitgescheiden of die
slecht in water oplosbaar zijn.
- Fibrinogeen. Speelt een rol bij bloedstolling.
Ongeveer de helf van het volume van vol bloed bestaat uit cellen en celproducten. Plasma lijkt op
interstttle vloeistof, maar bevat een uniek mengsel van eiwiten die in andere extracellulaire
vloeistofen niet worden aangetrofen.
11.3
Entrocyten rode bloedcellen.
Bevaten de kleustof hemoglobine, die zuustof en kooldioxice bindt en vervoert.
Het hematocriet volumepercentage erytorcyten in vol bloed.
Figuur 1 de vorm van erytrocyten
Anatomie en Fysiologie
Hoof stdkun 11 (11.1-11.6)
11.1
Bloed gespecialiseerd type bindweefsel dat bestaat uit cellen die in een vloeibare matrix
ronddrijven.
Bloed heef belangrijke functess
- Transport van opgeloste gassen, voedingsstofen, hormonen en afvalproducten van de
stofwisseling.
o Gassen zuurstof vanuit de longen naar weefsels en kooldioxide vanuit de weefsels
naar de longen.
o Voedingsstofen opgenomen in het spijsverteringskanaal of die vanuit
opslagplaatsen in vetweefsel of in de lever zijn afgegeven.
o Hormonen vanuit endocriene klieren naar de doelcellen.
o Afvalstofen deze die door acteve cellen worden gevormd en vervoert het deze
afvalstofen naar de nieren waar ze worden uitgescheiden.
- Stabilisering van de pH en de ionensamenstelling van de interstttle vloeistof in het gehele
lichaam.
- Beperking van het vloeistofverlies bij verwonding. Bloed bevat enzymen en factoren die het
proces van de bloedstolling in gang zeten wanneer bloedvatwanden beschadigd raken.
- Verdediging tegen gifstofen en ziekteverwekkers.
o Bloed vervoert leukocyten, gespecialiseerde cellen die de weefsels binnendringen
om infectes te bestrijden of afvalstofen te verwijderen.
o Bloed vervoert ook antstofen aan, speciale eiwiten die binnendringende
organismen of lichaamsvreemde verbindingen aanvallen.
- Stabilisering van de lichaamstemperatuur.
, Veneuze puncte vol bloed wordt meestal afgenomen vanuit een oppervlakkig gelegen ader, zoals
op de voorkant van de elleboog.
Deze techniek wordt veel gebruikt, omdat oppervlakkig gelegen venen gemakkelijk te lokaliseren zijn.
Bovendien zijn de wanden van de venen dunner dan die van even grote arteritn en is de bloeddruk in
het veneuze systeem betrekkelijk laag, zodat de prikwond snel geneest.
Bloed uit perifere capillairen kan worden verkregen door in de vingertop, oorlel of (bij kinderen) in de
grote teen of de hiel te prikken.
Een klein druppeltje bloed uit een capillair kan worden gebruikt om een bloeduistrijkje te maken, een
dun laagje bloed op een objectglaasje.
Een arteritle puncte kan nodig zijn om te beoordelen hoe efcitnt de gaswisseling bij de longen
verloopt.
11.2
Extracellulaire stof voornamelijk plasma en interstttle vloeistof.
De drie belangrijkste typen plasma-eiwiten zijns
- Albuminen. Belangrijk voor hhet handhaven van de osmotsche druk van het plasma.
- Globulinen. Antstofen en transporteiwiten. Globulinen die zijn betrokken bij het transport
van veten, worden lipoprotennen genoemd.
Antstofen ook wel immunoglobulinen, vallen lichaamsvreemde eiwiten
en ziekteverwekkers aan.
Transporteiwiten binden zich aan kleine ionen, hormonen of aan
verbindingen die anders bij de nieren zouden worden uitgescheiden of die
slecht in water oplosbaar zijn.
- Fibrinogeen. Speelt een rol bij bloedstolling.
Ongeveer de helf van het volume van vol bloed bestaat uit cellen en celproducten. Plasma lijkt op
interstttle vloeistof, maar bevat een uniek mengsel van eiwiten die in andere extracellulaire
vloeistofen niet worden aangetrofen.
11.3
Entrocyten rode bloedcellen.
Bevaten de kleustof hemoglobine, die zuustof en kooldioxice bindt en vervoert.
Het hematocriet volumepercentage erytorcyten in vol bloed.
Figuur 1 de vorm van erytrocyten
