Hoofdstuk 1 verdienen en uitgeven
Omzet-inkooopwaarde ( = T.W.)
T.W = som van de beloningen van de productiefactoren!
Beloning = Rente, Huur, Loon, Pacht en Winst.
Primaire inkomen – inkomstenbelasting + sociale uitkeringen, toeslagen = Secundaire inkomen
(besteedbaar)
Toegevoegde Waarde overheid = Ambtenarensalarissen
Nominaal inkomen = bedrag wat je ontvangt (briefje van 100 euro = N.W ook 100 euro)
Reële inkomen = inkomen gecorrigeerd met inflatie / deflatie
Welvaart wordt gemeten met bbp per hoofd, niet helemaal goed want vrijwilligers werk / zwart
werkenden niet meegerekend maar verhogen wel de welvaart en mensen kunnen alsnog erg arm zijn
als er veel rijken in een land zijn.
Hogere productie en meer ongelukken (positief voor bbp maar ook voor de welvaart?)
Uitputting aarde (welvaart voor de volgende generatie)
Loon : binnenlands inkomen x 100% = LoonQuote
- Relatie tussen loon en winst kan ook, Winst : binnenlands inkomen x 100% = winst quote
- Toename loon betekend niet automatisch dat loonquote ook toeneemt.
Hoofdstuk 2 Verdienen en uitgeven: economische kringloop
Y = C + i + O + (E - M)
Y=C+B+S
S = i + (O - B) + (E - M)
C= consumptie
I= investeringen
O= overheidsbestedingen
O= Cop + Com + lo
Cop (=Yo) = personele overheidsconsumptie
Com = materiële overheidsconsumptie
Io = overheidsinvesteringen
E= Export
M= import
B= belastingen
S= besparingen
Y= Nationaal Inkomen
Y= Ybedr + Yo
Yo (=Cop) = nationaal inkomen verdiend bij overheid
, Verdienen en uitgeven Hoofdstuk 3:
Productiecapaciteit (aanbodkant van de economie) bepaald de hoogte van het nationaal inkomen.
Gemiddelde groei v/d economie = trendmatige groei = de trend
Kwaliteit en kwantiteit van KANO bepalen mede de productiecapaciteit
Arbeidsproductiviteit: wat maakt een werknemer per tijdseenheid, dit hangt o.a. af van het
volgende:
- Scholing
- Arbeidsdeling, specialisatie
- Mechanisering, automatisering
- Arbeidsmentaliteit
Loonkosten zeggen niet alles: 100 euro per uur, 100 producten = 1 euro p/p aan loonkosten =
loonkosten per product
Het is heel belangrijk om loonkosten per product zo laag mogelijk te houden om zoveel mogelijk
winst over te houden.
50 euro per uur, 40 producten = 1,25 aan loonkosten p/p, dus bij dit product is de
arbeidsproductiviteit ook lager en de winst zal ook een stukje lager zijn.
Indexcijfers loonkosten per werknemer : Indexcijfer arbeidsproductiviteit x 100 = IC loonkosten p/p
Hoofdstuk 4 Verdienen en uitgeven:
Laagconjunctuur:
Conjuncturele werkloosheid
Vraaguitval door consumenten, producten en buitenland productie daalt (uiteindelijk
ontslagen) door een dalende besteding
= ruime arbeidsmarkt; veel aanbod en weinig vraag naar arbeid.
= laag consumenten vertrouwen
Hoogconjunctuur:
Bestedingen nemen toe vraag stijgt productie stijgt meer vraag naar arbeid
= Krappe arbeidsmarkt; veel vraag en minder aanbod van arbeid
= hoog consumentenvertrouwen
Waardoor zou het nationale inkomen eigenlijk vanzelf groeien?
- Toename beroepsbevolking ( meer werkende)
- Toename arbeidsproductiviteit ( meer productie)
De gemiddelde groei van het nationaal inkomen = trendmatige groei = trend
- Groei harder dan trend; hoogconjunctuur
- Groei lager dan trend; laagconjunctuur
- Groei twee kwartalen negatief; recessie
- Groei nog langer negatief; Depressie