Inhoud
Hoofdstuk 3: poëtische functie van taalgebruik.................................................................................................1
3.1 taalfuncties................................................................................................................................................2
3.2 De poëtische functie.................................................................................................................................2
3.3 Talige niveaus...........................................................................................................................................2
3.4 Iconiteit......................................................................................................................................................3
3.6 Tot slot......................................................................................................................................................3
Hoofdstuk 4: Metrum..........................................................................................................................................3
4.1 Ritme en metrum......................................................................................................................................3
4.2 Klassiek metrum.......................................................................................................................................3
4.3 Germaans heffingsvers............................................................................................................................3
4.4 Het metrisch vers......................................................................................................................................4
4.5 procedure voor het bepalen van het metrum...........................................................................................4
4.6 Conventionele metra................................................................................................................................4
4.7 Niet-metrisch vers en metrisch proza.......................................................................................................4
Hoofdstuk 5: Klankherhaling..............................................................................................................................4
5.2 rijm en rijmsoorten....................................................................................................................................5
5.3 Rijmschema’s...........................................................................................................................................5
5.4 Strofische vormen.....................................................................................................................................5
5.5 De eenheid ... enjambement....................................................................................................................6
Hoofdstuk 6: Stijlfiguren....................................................................................................................................6
6.1 Foregrounding..........................................................................................................................................6
6.2 Traditionele stijlfiguren..............................................................................................................................6
6.2.1 stijlfiguren op woordniveau................................................................................................................6
6.2.2 Stijlfiguren op syntactisch niveau......................................................................................................7
6.2.3 Stijlfiguren op semantisch niveau......................................................................................................7
Hoofdstuk 7 Beeldspraak...................................................................................................................................8
7.1 Beeldspraak: elementen en typologie......................................................................................................8
7.1.1 twee hoofdtypen: metafoor en metonymia........................................................................................8
7.2 De metafoor in engere zin als semantische deviatie...............................................................................8
7.2.1 Analyse van metafoor in engere zin..................................................................................................8
7.3 Soorten overdracht...................................................................................................................................9
Hoofdstuk 3: poëtische functie van taalgebruik
Proza = ongebonden taalgebruik
Poëzie = gebonden door extra ordeningen (als rijm, beeldspraak enz.).
Er is echter geen waterdicht onderscheid tussen proza en poëzie.
, Poëtische functie: speciale effecten in literaire teksten.
3.1 taalfuncties
- communicatiesituatie waarbinnen tekst als vorm van taalgebruik functioneert.
Zender – boodschap – ontvanger
Aspecten van de boodschap:
- vorm
- betekenis:
- de betekenaar (signifiant / signifier)
- het betekende (signifié / signified)
Semiotiek = studie naar aard en werking van tekens
Encoderen = de code van de boodschap bepalen
Code = de taal van de boodschap
Decoderen = de boodschap ontcijferen aan de hand van de regels van de code
Referentie = verwijzing
Functies van taalgebruik:
- informatie / referentiële functie (informatie geven)
- emotieve / expressieve functie (jezelf uiten)
- fatische functie (in stand houden van het contact)
- appellatieve / directieve functie (een beroep op iemand doen)
- metalinguale functie (reflectie op code)
- poëtische functie (taaluiting met aandacht voor zichzelf)
Taaluitingen kunnen meerdere functies tegelijk bevatten.
3.2 De poëtische functie
Foregrounding = vormgeving van taaluiting op de voorgrond door middel van afwijking (van de norm).
In dit geval is de norm de taalregels van het taalsysteem.
Primaire orde / primair systeem = normaal taalgebruik
Secundaire orde / secundair systeem = poëtische orde
Principes poëtische orde: Foregrounding, door middel van:
- deviatie = afwijking van de taalregels. Geeft ingang voor interpretatie van het gedicht.
- equivalentie = regelmaat / herhaling (van de klank), waarbij de twee rijmende woorden met elkaar in
verband worden gebracht.
Equivalentie kan voorkomen op:
- metrisch niveau (lettergrepen en woorden)
- fonisch niveau (metrisch en klanken)
Parallellie = herhaling van kenmerken in parallel patroon.
Interne foregrounding bij deviatie = er wordt in het gedicht een verwachting geschept, die wordt
onderbroken.
Externe foregrounding op secundaire orde = tijdsgebonden en afhankelijk van literaire revolutie.
3.3 Talige niveaus
Er zijn verschillende niveaus van taalregels:
1. Klankniveau (fonetiek, fonologie)
2. Woord- en woordvormingsniveau (lexicografie, morfologie)
3. Zinsniveau (syntaxis)
- ellips = onvolledige zin (OOST WEST, THUIS BEST.)
- stokregel = herhaalde regel
- syntactische homonymie = ambigu (MARIE IS DIE NACHT GOED BEVALLEN)
- enjambement = stop door versregel