HC 2.1 MB – Zenuwstelsel
Leerdoelen:
de algemene functies en verschillende indelingen van het zenuwstelsel uitleggen;
opbouw en functie van zenuwweefsel beschrijven;
de prikkelgeleiding over een neuron beschrijven;
de zes grote gebieden van de hersenen lokaliseren en hun functies herkennen;
eenvoudige en complexe reflexen uitleggen aan de hand van de klinische begrippen lichaamshouding en
pijn;
de anatomie van het ruggenmerg beschrijven;
het verschil in route en functie van motorische en sensibele banen benoemen;
de meest voorkomende tekenen van veroudering van het zenuwstelsel benoemen;
de meest voorkomende vormen van dementie noemen met hun verschillend beloop, het differntiaal
diagnostisch onderzoek en interventies
Algemene functie zenuwstelsel
- anatomisch
o centraal = hersenen en ruggenmerg
o perifeel = alles daarbuiten
- functioneel
o afferent: receptor CZS
informatie vanuit somatische zintuigen
van bewegingsapparaat
informatie vanuit viscerale zintuigen
bv. Vanuit je darmen
o efferent: CZS spieren en klieren (=effectoren)
somatisch zenuwstelsel bewust aansturing (spieren)
autonome zenuwstelsel onbewust (klieren)
parasympatisch: actie in rust
sympatisch: actief in actie
Prikkelgeleiding neuron
- neuron = zenuwcel
o dendrieten kernlichaam axon synaps; neurotransmitters signaal doorgeven
neurotransmitters hechten aan dendrieten volgend neuron
exciterend neurotransmitter zorgt wel voor signaal doorgifte
inhiberend neurotransmitter zorgt niet voor signaal doorgifte
receptorkanalen in dendrieten bepalen het effect: som van exciterend en inhiberende
signaal zorgt ervoor of er wel/niet/hoe snel signaal wordt doorgegeven.
- Swann cellen = myeline schede om axon voor snelle prikkelgeleiding
- Neuroglia = ondersteunende cellen
o Astrocyten: bloed-hersenbarriere
o Oligondendrocyten: myeline in CZS
o Ependymcellen: productie hersenvocht
Anatomie ruggenmerg
- 31 paar:
o Craniaal: C1-C8
o Thoracaal: T1-T12
o Lumbaal: L1-L5
o Sacraal: S1-S5
o Coccygaal: C1
- Grijze en witte stof
1
, o Witte stof: aanwezigheid myeline
o Grijze stof: vooral celkernen; gelegen midden ruggenmerg
o Liquor: hersenvocht dat in midden ruggenmerg zit
- Centraal kanaal, op te delen in:
o Dorsaal: sensorisch
o Ventraal: motorisch
- Cauda equina: onderaan ruggenmerg waar alleen nog zenuwen lopen.
Motorisch en sensibele banen
- Sensibel:
o Dorsale kolom
Sensoren (tast, ruik, enz.) zenuwbanen dorsale wortel ruggenmerg omhoog
gestuurd medulla wordt signaal gespiegeld primaire sensorische secundaire
sensorische schors; ruwe prikkels verwerkt tot een betekenis
Nodig voor: nauwkeurige gewaarwordingen, aanraking, druk trilling,
proprioceptie (=verhoudingsgevoel).
- Motorisch:
o Corticospinale baan = piramidebaan
Somatisch: bewuste aansturing
Via piramidale balen
o Mediale baan en Laterale baan
= extrapiramidale systeem
Spiertonus
Onbewuste aansturing
Bewegingspatronen
parkinson: te weinig bewegingen (hypokinesie), moeilijk in gang zetten/volhouden
(akinesie), verhoogde spiertonus
Hersenen
Zes grote gebieden in de volwassen hersenen:
1. Cerebrum
2. Diencephalon
3. Middenhersenen
4. Pons
5. Medulla oblongata
6. Cerebellum
- hersenstam = middenhersenen + pons + medulla
1. Cerebrum = grote hersenen
o Bewuste gedachten, verstandelijke functies, praten, kijken, enz.
o Corpus callosum = hersenbalk = verbinding tussen helfden
o
o Sulcus = groeven Gyrus = windingen
o Centrale sulcus = scheiding lobus frontalis en lobus pariëtalis
Motorische schors vóór centrale sulcus
Sensorische schors achter centrale sulcus
o Laterale sulcus = scheiding lobus frontalis en lobus temporalis
o Voorbeelden:
Linker hersenhelft neemt rechter oogveld waar, en visa versa.
Afasie:
2
, Wernicke centra: veel woorden alleen kan niet interpreteren
Broca centra: moeilijk woorden te vinden
2. Diencephalon = tussenhersenen
o Thalamus: schakelpunt opstijgende informaite; filtering
o Hypothalamus: hormoonafscheiding lichaamstemperatuur, primaire reactie emoties, driften
o Hypofyse: hormoonafscheiding
o Epifyse: melatonine productie
3. Mesencephalon = Middenhersenen
o Twee delen:
Formatio reticularis: regelt bewustzijn; hoe meer prikkels hoe wakkerder
Substantia nigra: onderdeel extrapiramidale systeem
4. Pons
o Ademhalingsregulatie
o Verbinding- en schakelcentrum
5. Medulla oblongata
o Vitale autonome functies (bv. Hartritme, vasomotorisch, basis ritme ademhaling)
6. Cerebellum = kleine hersenen
o Coördinatie bewegingen
- Geheugen: doordat er nieuwe verbindingen worden gevormd in hersenen.
o Hypocampus: geheugen (bij Alzheimer als eerste aangedaan)
o Limbische systeem:
Hypothalamus
Angst, woede, seksuele opwinding
Amygdala
Verbanden leggen tussen binnenkomende informatie en koppeling
werken samen op binnenkomende informatie aan emotie te koppelen.
liggen dichtbij hypocampus blijf je beter herinneren
Reflexen
- Eenvoudige reflex = sensorische neuron ruggenmerg motorisch neuron
- Complexe reflex = sensorische neuron ruggenmerg interneuronen: 1. direct beweging en 2.
terugkoppeling hersenen
o Reciproke inhibitie = een spier gespannen ander ontspannen
o Polysynaptische reflex = meerdere spieren worden aangestuurd
- Soorten reflexen:
o Proprioceptieve reflexen = wat een spier kan waarnemen: rekreceptor, spierspanning
o Exteroceptieve reflexen = veranderingen op de huid (bv prikt naast de navel en je navel gaat in die
richting staan)
o Pathologische reflexen = Babinski, Hoffman-Tromner reflex
Babinski = voetzoolreflex
baby: tenen spreiden, heup en knie flexie. Volwassenen: tenen worden gebogen. Als de
pirammidebanen zijn aangedaan dan zullen tenen volwassenen omhoog gaan.
o Autonome reflexen = pupilreflex, vestibulo-oculaire reflex (=je ogen blijven vestigen op een punt
terwijl je je hoofd beweegt)
veroudering zenuwstelsel
- Hersenvolume neemt af (atrofie)
dementie
- Diagnose dementie:
o Één geheugenstoornis
o Één of meer andere cognitieve stoornissen: afasie, apraxie, agnosie, uitvoerende functies.
3