Inleidende beschouwing:
- Anatomie= studie van de bouw menselijk lichaam
- Fysiologie = hoe lichaamsfuncties werken
(Ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden)
Basiswetenschap
o Grondige kennis van normale werking geeft later beter inzicht in ziekteprocessen
o Eigen taal Terminologia Anatomica
Iedereen spreekt dezelfde taal
Weinig tot geen verwarring tussen zorgverleners
Menselijk lichaam
o 11 orgaanstelsels -> werken samen en zijn onderling afhankelijk met elkaar
o Streven naar een stabiele werking= HOMEOSTASE (stabiel intern milieu)
o Homeostatische regulering= aanpassingen van de fysiologische processen die
moeten zorgen voor het handhaven van de homeostase
Receptor (gevoelig voor verandering of prikkel) besturingscentrum (ontvangt en verwerkt informatie) effector
(reageert op signalen van besturingscentrum en deze versterkt of gaat de prikkel tegen)
Weefsels (hoofdstuk 4: Het weefselniveau)
Handboek p.114 tot 151
Differentiatie van cellen:
- Cellen kunnen niet alle functies aan
- Uitschakelen van gen zorgt voor specialisatie van de cel =differentiatie
- Samenwerking van cellen met eenzelfde specialisatie – cluster van cellen met eenzelfde
specialisatie = weefsel
- Leer van de weefsels = histologie
4 basisweefseltypen
1) Dekweefsels
2) Bindweefsels
3) Spierweefsel
4) Zenuwweefsel
1. DEKWEEFSEL (epitheel) (synoniemen)
Wat is het?
- Weefsels die structuren bekleden -> bedekken in- of uitwendige oppervlakten
- Klieren -> scheiden producten af
Wat zijn de kenmerken?
- Structuur -> cellen dicht opeen geplakt
- Oppervlak
o Vrij oppervlak blootgesteld aan omgeving
o Inwendig compartiment
o Inwendige transportbuis
, - Basaalmembraan = verbindt de weefsels met onderliggende structuren
- Avasculair = er zijn geen bloedvaten, afwezigheid bloedvaten
- Regeneratie = constante vervanging cellen
Functies dekweefsel
1) Fysieke bescherming
o Bescherming tegen externe invloeden en schadelijke stoffen
Vb. schaven, uitdroging, chemische stoffen, bacteriën, micro organismen
2) Doorlaatbaarheid reguleren
o Alle stoffen die in en uit het lichaam gaan moeten door dekweefsel
o Sommige dekweefsels zijn goed doorlaatbaar andere bijna ondoorlaatbaar
3) Zintuigfunctie
o Nemen veranderingen waar in omgeving
o Geven info door aan zenuwstelsel -> vb. tastzintuig in de huid
4) Vorming gespecialiseerde klierproducten
o Kliercellen = dekweefselcellen die klierproducten vormen
Exocriene klieren (naar buiten toe)
Afgeven klierproduct aan oppervlak dekweefsel
Vb. enzymen, zweet, melk
Endocriene klieren (naar binnen toe, hormonen)
Afgeven klierproduct aan omringd weefselvocht of bloed =
HORMONEN
Epitheel oppervlak
- Is een Apicaal oppervlak (bovenste oppervlak)
o Is blootgesteld aan een interne of externe omgeving
o Heeft gespecialiseerde structuren
Vb: Microvili: vooral op plaatsen voor opname/afgifte (sterke oppervlaktevergroting)
Trilharen: gecoördineerde beweging om stoffen te verplaatsen
- Basaalmembraan
o Stevige binding tussen dekweefsel en onderliggende bindweefsels
o Bestaat uit een netwerk van eiwitvezels – bevat GEEN cellen
Functies:
Stevigheid en weerstand tegen vervorming
Barrière tegen verplaatsing eiwitten en andere moleculen vanuit
bindweefsel richting dekweefsel
,- Vernieuwing en herstel van dekweefsel
o Permanente vernieuwing nodig van dekweefsel
Sommige leven maar 1 dag door blootstelling aan mechanische slijtage,
micro organismen, chemische stoffen,…
Handhaving door voortdurende deling van ongedifferentieerde cellen
(stamcellen) in de diepste lagen van het dekweefsel
- Soorten Dekweefsel?
o Indeling aan de hand van:
Aantal cellagen = 2 typen gelaagdheid
Eenlaging
o 1 laag boven het basaalmembraan
o Dun, kwetsbaar, weinig beschermend
plaatsen voor opname/afgifte
Meerlagig / gelaagd
o Betere bescherming
plaatsen met mechanische of chemische belasting
celvorm van de buitenste cellaag = 3 celtypen
Plaveiselepitheel = dunne afgevlakte cellen, kern in het dikste
gedeelte van de cel
Kubisch epitheel = eerder vierkante cellen
Cilindrisch epitheel = grotere smallere cellen
, - Soorten
o Klierepitheel
Vorming exo- of endocriene klierproducten
Exocrien: via afvoerbuis naar uit- of inwendig oppervlak
Endocrien (HORMOON MEESTAL) : zonder afvoerbuis naar bloed of
weefselvocht
Mechanisme van uitscheiding (exocriene klieren)
Merocrien
o Via exocytose (afgeven stoffen buitenwereld) vorming van mucine
(slijm) dat de vreemde stoffen en micro-organismen omvat