Staatsrecht
Kenmerken van de staat:
✐ Hoogste gezag
⤷ Staat kan land betekenen maar ook overheid
✐ Gemeenschap van mensen
✐ Grondgebied = land + zee (territorium)
✐ (Erkenning andere staten)
Soeverein = een onafhankelijke staat/land met een vast volk, duidelijk territorium en een overheid
Rechtspersoon = drager wettelijke rechten + plichten, contact met andere staten + optreden juridisch verkeer NL
Algemeen belang = datgene wat in het belang is van de meeste burgers en van de staat als geheel
Staatsrecht = betreft manier waarop inrichting van staat en optreden overheid zijn georganiseerd
Bestuursrecht = wijze waarop overheid de samenleving bestuurd
Strafrecht = regelt vervolging en bestraffing van (rechts)personen
Statuut = staatsregeling waarin afspraken zijn vastgelegd over onderlinge verhoudingen + samenwerking
(binnen koninkrijk)
Grondwet = regels voor de inrichting van de Nederlandse staat (sociaal + klassiek)
Hoofdlijnen staatsrecht:
1. Inrichting staat + verdeling bevoegdheden
2. Handhaving individuele vrijheden van burger
3. Rechtspraak en rechtsbescherming tegen overheid
4. Totstandkoming, gelding en handhaving van het recht
Pijlers rechtsstaat (democratische beginselen):
✐ Grondrechten
✐ Machtenscheiding
✐ Legaliteitsbeginsel
✐ Onafhankelijke rechtspraak
Koninkrijk der Nederlanden:
✐ Nederland + overzeese BES-eilanden (Bonaire, Sint-Eustatius en Saba)
✐ Aruba
✐ Curaçao
✐ Sint Maarten
Grondrechten:
Klassieke grondrechten = grondrechten die een staatsvrije sfeer waarborgen
Sociale grondrechten = grondrechten die sociale gerechtigheid waarborgen in samenleving
Verschil → Sociale zijn instructienormen + invloed door overheid
→ Klassieke geen invloed overheid + waarborgnormen
Mensenrechten = onvervreemdbaar, kunnen niet aan andere worden overgedragen
(recht op leven, vrijheid + bezit)
, Werking van grondrechten:
Verticale werking = relatie tussen overheid en burger
Horizontale werking = relatie tussen burgers onderling
Vrijheidsrechten (klassieke grondrechten) → bindend → self-executing (rechtstreekse werking)
Burgerschapsrechten = grondrechten die verbonden zijn aan nationaliteit van een persoon
Voorwaarden beperken grondrechten:
✐ De mogelijkheid om grondrechten te beperken moet worden vastgelegd in de grondwet/verdrag
✐ De beperking dient ter bescherming van een bepaald doel dat in de grondwet/verdrag is aangegeven
✐ De beperking en/of bevoegdheid om te beperken, moet worden vastgelegd in een wet in formele zin of in een
lagere regeling die daarop is gebaseerd
✐ (Soms) De beperking moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving
Directe discriminatie = het maken van direct onderscheid tussen een of meer personen
Indirecte discriminatie = discriminatie die gevolg is van een niet direct discrimerende handeling
Positieve discriminatie = maken van doelbewust onderscheid om bepaalde groep voorkeursbehandeling te geven
Actief kiesrecht = het recht om te kiezen
Passief kiesrecht = het recht om gekozen te worden
Petitie = verzoekschrift
Praesumptio innocentiae = de aanname dat iemand onschuldig is totdat het tegendeel is bewezen
Instructienormen = normen die een feitelijke opdracht inhouden
volkenrecht = recht dat tussen staten geldt
verdrag = schriftelijke overeenkomst tussen 2 of meer staten
verdragenrecht = het recht dat is vastgelegd in verdragen
intergouvernementeel = zich voordoend, plaatshebbend tussen regeringen
supranationaal = boven nationale staten uitgaand
uitleveringsverdrag = verdrag met afspraken over uitleveringen strafbare mensen aan staat van hun nationaliteit
bilateraal verdrag = verdrag tussen 2 staten
multilateraal verdrag = verdrag dat tussen meer dan 2 staten is gesloten
Tot Stand komen verdragen:
Kenmerken van de staat:
✐ Hoogste gezag
⤷ Staat kan land betekenen maar ook overheid
✐ Gemeenschap van mensen
✐ Grondgebied = land + zee (territorium)
✐ (Erkenning andere staten)
Soeverein = een onafhankelijke staat/land met een vast volk, duidelijk territorium en een overheid
Rechtspersoon = drager wettelijke rechten + plichten, contact met andere staten + optreden juridisch verkeer NL
Algemeen belang = datgene wat in het belang is van de meeste burgers en van de staat als geheel
Staatsrecht = betreft manier waarop inrichting van staat en optreden overheid zijn georganiseerd
Bestuursrecht = wijze waarop overheid de samenleving bestuurd
Strafrecht = regelt vervolging en bestraffing van (rechts)personen
Statuut = staatsregeling waarin afspraken zijn vastgelegd over onderlinge verhoudingen + samenwerking
(binnen koninkrijk)
Grondwet = regels voor de inrichting van de Nederlandse staat (sociaal + klassiek)
Hoofdlijnen staatsrecht:
1. Inrichting staat + verdeling bevoegdheden
2. Handhaving individuele vrijheden van burger
3. Rechtspraak en rechtsbescherming tegen overheid
4. Totstandkoming, gelding en handhaving van het recht
Pijlers rechtsstaat (democratische beginselen):
✐ Grondrechten
✐ Machtenscheiding
✐ Legaliteitsbeginsel
✐ Onafhankelijke rechtspraak
Koninkrijk der Nederlanden:
✐ Nederland + overzeese BES-eilanden (Bonaire, Sint-Eustatius en Saba)
✐ Aruba
✐ Curaçao
✐ Sint Maarten
Grondrechten:
Klassieke grondrechten = grondrechten die een staatsvrije sfeer waarborgen
Sociale grondrechten = grondrechten die sociale gerechtigheid waarborgen in samenleving
Verschil → Sociale zijn instructienormen + invloed door overheid
→ Klassieke geen invloed overheid + waarborgnormen
Mensenrechten = onvervreemdbaar, kunnen niet aan andere worden overgedragen
(recht op leven, vrijheid + bezit)
, Werking van grondrechten:
Verticale werking = relatie tussen overheid en burger
Horizontale werking = relatie tussen burgers onderling
Vrijheidsrechten (klassieke grondrechten) → bindend → self-executing (rechtstreekse werking)
Burgerschapsrechten = grondrechten die verbonden zijn aan nationaliteit van een persoon
Voorwaarden beperken grondrechten:
✐ De mogelijkheid om grondrechten te beperken moet worden vastgelegd in de grondwet/verdrag
✐ De beperking dient ter bescherming van een bepaald doel dat in de grondwet/verdrag is aangegeven
✐ De beperking en/of bevoegdheid om te beperken, moet worden vastgelegd in een wet in formele zin of in een
lagere regeling die daarop is gebaseerd
✐ (Soms) De beperking moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving
Directe discriminatie = het maken van direct onderscheid tussen een of meer personen
Indirecte discriminatie = discriminatie die gevolg is van een niet direct discrimerende handeling
Positieve discriminatie = maken van doelbewust onderscheid om bepaalde groep voorkeursbehandeling te geven
Actief kiesrecht = het recht om te kiezen
Passief kiesrecht = het recht om gekozen te worden
Petitie = verzoekschrift
Praesumptio innocentiae = de aanname dat iemand onschuldig is totdat het tegendeel is bewezen
Instructienormen = normen die een feitelijke opdracht inhouden
volkenrecht = recht dat tussen staten geldt
verdrag = schriftelijke overeenkomst tussen 2 of meer staten
verdragenrecht = het recht dat is vastgelegd in verdragen
intergouvernementeel = zich voordoend, plaatshebbend tussen regeringen
supranationaal = boven nationale staten uitgaand
uitleveringsverdrag = verdrag met afspraken over uitleveringen strafbare mensen aan staat van hun nationaliteit
bilateraal verdrag = verdrag tussen 2 staten
multilateraal verdrag = verdrag dat tussen meer dan 2 staten is gesloten
Tot Stand komen verdragen: