Anatomie Bovenste Extremiteit
Zorg dat je van onderstaande spieren de origo, insertie en functie kent:
TRAPEZIUS (FIXATIE VAN HET SCHOUDERBLAD AAN DE THORAX)
m. trapezius pars descendens:
origo: os occipital en via het lig. Nuchae aan de procc.
Spinose van alle halswervels.
Insertie: laterale 3e deel van de clavicular.
Functie: trekt scapula schuin naar boven en draait
deze naar buiten. Ook neigt die het hoofd naar de
ipsilaterale zijde en draait naar de contralaterale
zijde. Elevatie en exorotatie.
m. trapezius pars tranversus
origo: peesplaat ter hoogte van de procc. Spinose
van de 1e tot 4e borstwervel.
Insertie: acromion
Functie: verschuift het schouderblad naar mediaal.
Adductie en exorotatie.
m. trapezius pars ascendens
origo: procc. Spinose van de 5e tot 12e borstwervel
insertie: spina scapulae.
Functie: trekt de scapula naar mediocaudaal.
Abuctie en depresssie en bijdrage exorotatie scapula.
m. rhomboïdeus minor
origo: procc. Spinosi van 6e en 7e halswervel.
Insertie: margo medialis van de scapula (boven de spina
scapula).
Functie: fixatie van scapula en trekt de scapula cranial-
mediaal. (terugbrengen van geheven arm in de neutrale
positive).
M. rhomboïdeus major
origo: procc. Spinose van de 1e tot 4e borstwervel.
Insertie: margo medialis van de scapula (onder de spina
scapula).
Functie: fixatie van de scapula en trekt de scapula naar
craniaal-mediaal. (terugbrengen van geheven arm in de
neutrale positie).
m. levator scapulae
origo: procc. Transversi van de 1e tot 4e halswervel.
Insertie: angulus superior van de scapula.
Functie: trekt de scapula naar craniaal-mediaal en zwenkt
de angulus inferior naar mediaal (terugbrengen van de
geheven arm in de neutral positie). En neigt de hals naar
de ipsilaterale zijde (punctum fixum aan de scapula).
, m. serratus anterius
origo: 1e tot 9e rib.
Insertie: aan de scapula: pars superior (angulus superior), pars
intermedia (margo medialis) en pars inferior (angulus inferior
en margo medialis).
Functie: hele spier: verschuiving van de scapula naar latero-
ventraal, heffen van de ribben bij gefixeerde schoudergordel
en zwenken van de angulus inferior naar lateral-ventraal
(maakt heffen van de arm boven 90 graden mogelijk). Pars
superior: terugvoeren van de geheven arm (werkt
antagonistisch t.o.v. pars inferior).
m. pectoralis majus
origo: pars clavicularis (mediale helft clavicula),
pars sternocostalis (sternum en 2e tot 6e
ribkraakbeen), pars abdominalis (lamina anterior van
de rectusschede).
Insertie: crista tuberculi majoris van de humerus.
Functie: adductie en endorotatie(spier in geheelt),
anteversie (pars clavicularis en pars sternocostalis),
hulpademhalingsspier bij gefixeerde schoudergordel.
m. pectoralis minus
origo: 3e tot 5e rib.
Insertie: proc. Coracoideus van de scapula.
Functie: laten zakken van de scapula, daarbij verplaats de
angulus inferior zich naar dorso-mediaal (terugbrengen van
geheven arm). Hulpaademhalingsspier.
m. lattisimus dorsi
origo: pars vertebralis (procc. Spinosi van de
7e tot 12e borstwervel. Via de fascia
thoracolumbalis van de doornuitsteeksels
van alle lendenwervels en van het os
sacrum). Pars iliaca (achterste derde deel van
de crista iliaca). Pars costalis (9e tot 12e rib).
Pars scapularis (angulus inferior).
Insertie: crista tuberculi minoris van de
humerus.
Functie: endorotatie, adductie, retroversie,
hulpademhalingsspier (uitademing,
‘hoestspier).
Zorg dat je van onderstaande spieren de origo, insertie en functie kent:
TRAPEZIUS (FIXATIE VAN HET SCHOUDERBLAD AAN DE THORAX)
m. trapezius pars descendens:
origo: os occipital en via het lig. Nuchae aan de procc.
Spinose van alle halswervels.
Insertie: laterale 3e deel van de clavicular.
Functie: trekt scapula schuin naar boven en draait
deze naar buiten. Ook neigt die het hoofd naar de
ipsilaterale zijde en draait naar de contralaterale
zijde. Elevatie en exorotatie.
m. trapezius pars tranversus
origo: peesplaat ter hoogte van de procc. Spinose
van de 1e tot 4e borstwervel.
Insertie: acromion
Functie: verschuift het schouderblad naar mediaal.
Adductie en exorotatie.
m. trapezius pars ascendens
origo: procc. Spinose van de 5e tot 12e borstwervel
insertie: spina scapulae.
Functie: trekt de scapula naar mediocaudaal.
Abuctie en depresssie en bijdrage exorotatie scapula.
m. rhomboïdeus minor
origo: procc. Spinosi van 6e en 7e halswervel.
Insertie: margo medialis van de scapula (boven de spina
scapula).
Functie: fixatie van scapula en trekt de scapula cranial-
mediaal. (terugbrengen van geheven arm in de neutrale
positive).
M. rhomboïdeus major
origo: procc. Spinose van de 1e tot 4e borstwervel.
Insertie: margo medialis van de scapula (onder de spina
scapula).
Functie: fixatie van de scapula en trekt de scapula naar
craniaal-mediaal. (terugbrengen van geheven arm in de
neutrale positie).
m. levator scapulae
origo: procc. Transversi van de 1e tot 4e halswervel.
Insertie: angulus superior van de scapula.
Functie: trekt de scapula naar craniaal-mediaal en zwenkt
de angulus inferior naar mediaal (terugbrengen van de
geheven arm in de neutral positie). En neigt de hals naar
de ipsilaterale zijde (punctum fixum aan de scapula).
, m. serratus anterius
origo: 1e tot 9e rib.
Insertie: aan de scapula: pars superior (angulus superior), pars
intermedia (margo medialis) en pars inferior (angulus inferior
en margo medialis).
Functie: hele spier: verschuiving van de scapula naar latero-
ventraal, heffen van de ribben bij gefixeerde schoudergordel
en zwenken van de angulus inferior naar lateral-ventraal
(maakt heffen van de arm boven 90 graden mogelijk). Pars
superior: terugvoeren van de geheven arm (werkt
antagonistisch t.o.v. pars inferior).
m. pectoralis majus
origo: pars clavicularis (mediale helft clavicula),
pars sternocostalis (sternum en 2e tot 6e
ribkraakbeen), pars abdominalis (lamina anterior van
de rectusschede).
Insertie: crista tuberculi majoris van de humerus.
Functie: adductie en endorotatie(spier in geheelt),
anteversie (pars clavicularis en pars sternocostalis),
hulpademhalingsspier bij gefixeerde schoudergordel.
m. pectoralis minus
origo: 3e tot 5e rib.
Insertie: proc. Coracoideus van de scapula.
Functie: laten zakken van de scapula, daarbij verplaats de
angulus inferior zich naar dorso-mediaal (terugbrengen van
geheven arm). Hulpaademhalingsspier.
m. lattisimus dorsi
origo: pars vertebralis (procc. Spinosi van de
7e tot 12e borstwervel. Via de fascia
thoracolumbalis van de doornuitsteeksels
van alle lendenwervels en van het os
sacrum). Pars iliaca (achterste derde deel van
de crista iliaca). Pars costalis (9e tot 12e rib).
Pars scapularis (angulus inferior).
Insertie: crista tuberculi minoris van de
humerus.
Functie: endorotatie, adductie, retroversie,
hulpademhalingsspier (uitademing,
‘hoestspier).
