predikaten
een complete enkelvoudige zin is altijd gebouwd rond 1 predikaat
een predikaat; drukt een relatie uit met andere constituenten of specificeert een eigenschap
van een andere constituent
soorten predikaten:
- verbaal predikaat: een werkwoord → zelfstandig werkwoord
anne studeert
- niet-verbaal predikaat → een naamwoord (soms met koppelww)
znw: anne is arts
bijv nw: anne is ziek
complexe zinnen
is een zin gebouwd rond 1 predikaat
- enkelvoudige zin (niet samengesteld)
heeft een zin meer dan 1 predikaat
- complexe zin (samengestelde zin)
twee soorten complexe zinnen
1. nevenschikken = hoofdzin + hoofdzin
a. bestaat uit 2 (of meer) hoofdzinnen
b. beide zinnen hebben een hoofdzinsvolgorde
c. worden vaak ingeleid met een nevenschikkend voegwoord (hoeft niet) bijv
en, maar, want etc
2. onderschikkend (subordinatie) = hoofdzin + bijzin
a. bestaat (minstens) uit een hoofdzin en een bijzin
i. in de hoofdzin heeft de pv altijd de 2e positie
ii. in de bijzin pv (ww gez) altijd achteraan
b. de bijzin en soms ook de hoofdzin kunnen niet zelfstandig voorkomen
c. bijzin wordt ingeleid met onderschikkend voegwoord bijv of, toen of
betrekkelijk voornaamwoord bijv dat
stappen om een nevenschikkende/ onderschikkende zin te vinden
1. wat is semantisch gezien het hoofdww (van de hoofdzin), en welk ww is ingebed
ingebed in de andere
2. hoeveel argumenten heeft dit hoofdwerkwoord in zijn semantiek
3. welke argumenten zijn in de syntaxis verplicht
4. kunnen de delen waar de complexe zin uit bestaat zelfstandig voorkomen
worden alle 4 vragen met nee → onderschikkend
bijzinnen
soorten bijzinnen
- complementszinnen/argumentszinnen
- de bijzin is een argument van de hoofdzin
ik zag dat anne een brood kocht
- adverbiale bijzinnen/ bijwoordelijke bijzinnen
- de bijzin is een adjunct van de hoofdzin
anne komt zodra ze haar werk af heeft
- betrekkelijke bijzinnen / bijvoegelijke bijzinnen
- de bijzin maakt deel uit van een complex zinsdeel
die man die daar loopt is mijn vader
een complete enkelvoudige zin is altijd gebouwd rond 1 predikaat
een predikaat; drukt een relatie uit met andere constituenten of specificeert een eigenschap
van een andere constituent
soorten predikaten:
- verbaal predikaat: een werkwoord → zelfstandig werkwoord
anne studeert
- niet-verbaal predikaat → een naamwoord (soms met koppelww)
znw: anne is arts
bijv nw: anne is ziek
complexe zinnen
is een zin gebouwd rond 1 predikaat
- enkelvoudige zin (niet samengesteld)
heeft een zin meer dan 1 predikaat
- complexe zin (samengestelde zin)
twee soorten complexe zinnen
1. nevenschikken = hoofdzin + hoofdzin
a. bestaat uit 2 (of meer) hoofdzinnen
b. beide zinnen hebben een hoofdzinsvolgorde
c. worden vaak ingeleid met een nevenschikkend voegwoord (hoeft niet) bijv
en, maar, want etc
2. onderschikkend (subordinatie) = hoofdzin + bijzin
a. bestaat (minstens) uit een hoofdzin en een bijzin
i. in de hoofdzin heeft de pv altijd de 2e positie
ii. in de bijzin pv (ww gez) altijd achteraan
b. de bijzin en soms ook de hoofdzin kunnen niet zelfstandig voorkomen
c. bijzin wordt ingeleid met onderschikkend voegwoord bijv of, toen of
betrekkelijk voornaamwoord bijv dat
stappen om een nevenschikkende/ onderschikkende zin te vinden
1. wat is semantisch gezien het hoofdww (van de hoofdzin), en welk ww is ingebed
ingebed in de andere
2. hoeveel argumenten heeft dit hoofdwerkwoord in zijn semantiek
3. welke argumenten zijn in de syntaxis verplicht
4. kunnen de delen waar de complexe zin uit bestaat zelfstandig voorkomen
worden alle 4 vragen met nee → onderschikkend
bijzinnen
soorten bijzinnen
- complementszinnen/argumentszinnen
- de bijzin is een argument van de hoofdzin
ik zag dat anne een brood kocht
- adverbiale bijzinnen/ bijwoordelijke bijzinnen
- de bijzin is een adjunct van de hoofdzin
anne komt zodra ze haar werk af heeft
- betrekkelijke bijzinnen / bijvoegelijke bijzinnen
- de bijzin maakt deel uit van een complex zinsdeel
die man die daar loopt is mijn vader