1. Dichtbij, maar toch anders
De verschillen in welvaart zijn groot in de wereld en die komen o.a. tot uiting in de
Mexicaanse en Amerikaanse kant van het stadje Nogales, waar tussen de twee zijdes,
ondanks dezelfde culturele en geografische kenmerken grote verschillen in welvaart zijn.
Deze verschillen in Nogales en in de rest van de wereld kunnen worden verklaard door de
verschillen in instituties, die andere stimuli creëren.
De soort economische instituties bepalen de stimuli om je bijvoorbeeld op te leiden, te
sparen en te investeren, om te innoveren en het implementeren van nieuwe technologie, etc.
Politieke instituties bepalen met welke economische instituties je te maken krijgt. Politieke
instituties eindigen niet bij een grondwet of bij een democratie maar bevatten ook de macht
en capaciteit van de staat om de samenleving te reguleren en te regeren, waarbij ook de
spreiding van macht in acht moet worden genomen.
Hoewel het veranderen van deze instituties in de arme gebieden kan leiden tot grotere
welvaart, zal niet iedere groep in de samenleving dit willen, omdat de aanwezige instituties
voor de regerende groep veel voordeliger kunnen zijn.
In Zuid-Amerika zijn door het kolonialisme van de Spanjaarden systemen van de inheemse
elite overgenomen en verbeterd om de extractie van hulpbronnen ten behoeve van de
Spaanse kroon te bevorderen. De gebieden werden toebedeeld aan conquistadores die de
bevolking daar uitbuitten en gebruikte om het land te bewerken, dan wel in mijnen van
edelmetalen te werken (econmienda).
De Engelsen probeerden een soortgelijk systeem te implementeren in Noord-Amerika
(huidige Virginia), maar door de gebrekkige aanwezigheid van edelmetalen en een
inheemse bevolkingsgroep, kon dit niet. Kolonisten konden vervolgens ook niet in een
dergelijk systeem uitgebuit worden, omdat ze zich niet hielden aan de regels, of de productie
van de de kolonisten (door een gebrek aan stimuli om de productie te willen verhogen als
kolonist) te laag was. Uiteindelijk stapten de Engelsen (in de vorm van de Virginia
COmpany) over op een systeem dat wel stimuleerde om meer te produceren, door mensen
eigendomsrechten (over een stuk grond) te geven en politiek zeggenschap te geven.
2.Theorieën die niet werken
Hoewel er door de tijd heen al patronen zichtbaar zijn in de arm-rijk verhoudingen (zoals bv.
de aanhoudende armoede in sub-Sahara Afrika), zijn dit geen onomkeerbare patronen.
Allereerst is de huidige ongelijkheid te verklaren vanuit de industriële revolutie en waren de
patronen zo’n 500 jaar geleden heel anders. Ten tweede zijn er genoeg landen geweest die
na WO2 decennia van groei hebben doorgemaakt, die echter weer stagneerde of zelfs
omdraaide.
De meeste hypotheses voor de ongelijkheid werken niet en blijken niet overtuigend genoeg:
- De geografische theorie stelt dat de ongelijkheid is veroorzaakt door
geografische verschillen in bijvoorbeeld klimaat, met daarnaast de
werkethiek van de mensen (door bv. warmte) die zou leiden tot langzaam
werken, weinig innovatie en zelfs het overheerst worden door een
despoot. Jeffrey Sachs is een voorstander van de geografietheorie →
klimaat heeft een effect op gezondheid en daardoor productiviteit, en dat
de grond zich niet per se leent voor productieve landbouw. De verschillen
in Nogales, Korea en zelfs eerder Duitsland kunnen echter niet door deze