IC 6.3 diagnostisch onderzoek
Foetale bewaking
- Doptone
- CTG
- Uitwendig CTG → drukmeter en de transducer
- CTG afwijkend? → (MBO) bloedonderzoek
Geschiedenis:
- Toeter/mono-aurale stetoscoop
- CTG (jaren 60)
, CTG
Aanwezigheid:
Acceleraties → stijging hartfrequentie
Voldoende variabiliteit (oxygynatie van de hartspier)
Decceleraties → daling hartactie
CTG
- Basisfrequentie
- Variabiliteit
- Acceleraties
- Deceleraties
- Altijd beoordelen in combinatie met foetale bewegingen, situatie, baring/weeën
,CTG:
- Bij hoog risico op foetale nood: continue registratie
- Bijvoorbeeld: inwendig of uitwendig
- Beoordelen:
- In ontsluiting minimaal 1x per uur
- In uitdrijving elke 5 minuten
Basisfrequentie = zonder de acceleraties en deceleraties
Tussen 110-150/160
Variabiliteit hoort 5 tot 15 slagen te zijn
- Als deze heel breed is, heeft het kind een erg onregelmatige hartslag
- Te weinig variabiliteit, door medicatie (opiaten)
CTG voor opsporing van asfyxie
Acceleratie = ten minste 15 slagen verschil met de basisfrequentie, ten minste 15 seconden
Minimaal 2 acceleraties per 20 min
Re-actief CTG = goed
Deceleraties = 15 seconden duren, 15 slagen verschil
Sinusoïdaal patroon
Ernstig → terminaal CTG. Het hart kan zich niet meer voldoende aanpassen aan de vraag van
het lichaam → ernstige asfyxie
, Pseudo sinusoidaal of zaagtand patroon
→ kan komen door duimzuigen (max half uur duren)
Indalingsbradycardie
- Door moulage
- Intra craniele drukverhoging
- Prikkeling baroreceptoren
- Foetale hartslag daalt tot ongeveer 80/min
- Max 10 min → adaptatie en hersteld
Contracties
Vagus effect → deceleratie door weeënactiviteit
Deceleratie op of na een wee is mogelijk
Vroege of late
Univorme = allemaal gelijke vorm
Variabele = geen relatie met de wee
Late deceleratie kan wel kwaad
Problemen met diagnostiek met CTG
Foetale bewaking
- Doptone
- CTG
- Uitwendig CTG → drukmeter en de transducer
- CTG afwijkend? → (MBO) bloedonderzoek
Geschiedenis:
- Toeter/mono-aurale stetoscoop
- CTG (jaren 60)
, CTG
Aanwezigheid:
Acceleraties → stijging hartfrequentie
Voldoende variabiliteit (oxygynatie van de hartspier)
Decceleraties → daling hartactie
CTG
- Basisfrequentie
- Variabiliteit
- Acceleraties
- Deceleraties
- Altijd beoordelen in combinatie met foetale bewegingen, situatie, baring/weeën
,CTG:
- Bij hoog risico op foetale nood: continue registratie
- Bijvoorbeeld: inwendig of uitwendig
- Beoordelen:
- In ontsluiting minimaal 1x per uur
- In uitdrijving elke 5 minuten
Basisfrequentie = zonder de acceleraties en deceleraties
Tussen 110-150/160
Variabiliteit hoort 5 tot 15 slagen te zijn
- Als deze heel breed is, heeft het kind een erg onregelmatige hartslag
- Te weinig variabiliteit, door medicatie (opiaten)
CTG voor opsporing van asfyxie
Acceleratie = ten minste 15 slagen verschil met de basisfrequentie, ten minste 15 seconden
Minimaal 2 acceleraties per 20 min
Re-actief CTG = goed
Deceleraties = 15 seconden duren, 15 slagen verschil
Sinusoïdaal patroon
Ernstig → terminaal CTG. Het hart kan zich niet meer voldoende aanpassen aan de vraag van
het lichaam → ernstige asfyxie
, Pseudo sinusoidaal of zaagtand patroon
→ kan komen door duimzuigen (max half uur duren)
Indalingsbradycardie
- Door moulage
- Intra craniele drukverhoging
- Prikkeling baroreceptoren
- Foetale hartslag daalt tot ongeveer 80/min
- Max 10 min → adaptatie en hersteld
Contracties
Vagus effect → deceleratie door weeënactiviteit
Deceleratie op of na een wee is mogelijk
Vroege of late
Univorme = allemaal gelijke vorm
Variabele = geen relatie met de wee
Late deceleratie kan wel kwaad
Problemen met diagnostiek met CTG