Probleem 7:
‘Onderwijsongelijkheid’
Leerdoelen:
- Wat is meritocratie?
- Wat is onderwijsongelijkheid? (Factoren, oorzaken en verklaringen)
- Wat is de invloed van onderwijs op onderwijsongelijkheid?
Meritocratie
SAMENLEVING WAARIN DE SOCIALE STATUS BEPAALD WORDT DOOR PRESTATIES EN CAPACITEITEN.
FUNCTIONALISTISCH DURKHEIM & PARSONS.
EEN STREVEN OM DE BEST OPGELEIDE MENSEN OP DE BESTE POSITIES TE KRIJGEN.
Verdiensten moeten worden verworven hoe harder je werkt, hoe meer beloningen.
Herkomst, kleur of afkomst is geen garantie.
Onderwijs moet talenten (onafhankelijk van achtergrond) voor deze posities selecteren en
trainen.
Kritiek op meritocratie: mensen zonder talent worden benadeeld leidt tot schaamte en
armoede. Volgens meritocratie is armoede verdient. Er wordt neergekeken op de lagere
klasse.
Onderwijsongelijkheid
WANNEER HET ONDERWIJS GEEN GELIJKE KANSEN BIEDT AAN IEDER INDIVIDU.
Sociale ongelijkheid in termen van aanzien, bezit, inkomen of macht. Macht is moeilijk te
meten en daarom moeilijk te vergelijken.
Oorzaak van zowel welvaart als sociale ongelijkheid arbeidsindeling (onderwijs kwalificeert
mensen) leidt tot efficiëntere productie en specialisatie enerzijds, anderzijds
voorraadvorming (pot met mensen om arbeidsmarkt aan te vullen) en variatie in
hoeveelheid eigendom.
Factoren/concentreert zich op:
- Sekse: Groei van aantal vrouwelijke studenten is sterker dan van mannelijke. Wel zijn
de sekseverschillen in profielkeuze nog wel aanzienlijk aanwezig. Keuze in hogere
opleidingstrajecten zijn minder sekse specifiek dan in lagere. Kinderen van
laagopgeleide ouders en kinderen met buitenlandse afkomst volgen mindere hogere
vormen van onderwijs. Vrouwen zijn vaker slechter in exacte vakken;
- Sociaal milieu: Inkomen/bezit van het gezin, status van het beroep van ouders,
woonomgeving, leefstijl, etc. Hoe hoger de opleiding van de ouders, hoe hoger het
behaalde diploma van hun kinderen. Samenhang tussen sociaal milieu en
schoolcarrière blijft voorlopig stabiel, terwijl absolute opleidingspeil van bevolking
snel stijgt (vooral bij autochtonen);
- Buitenlandse herkomst: arbeidsmigratie, gezinshereniging en asielmigranten
(politieke vluchtelingen). Arbeidsmigranten vinden sneller een arbeidsplaats en hun
kinderen presteren beter in het onderwijs dan migranten van asiel of gezinsher.
o Westerse allochtonen niet-problematisch qua inburgering, hebben een
goede opleiding;
‘Onderwijsongelijkheid’
Leerdoelen:
- Wat is meritocratie?
- Wat is onderwijsongelijkheid? (Factoren, oorzaken en verklaringen)
- Wat is de invloed van onderwijs op onderwijsongelijkheid?
Meritocratie
SAMENLEVING WAARIN DE SOCIALE STATUS BEPAALD WORDT DOOR PRESTATIES EN CAPACITEITEN.
FUNCTIONALISTISCH DURKHEIM & PARSONS.
EEN STREVEN OM DE BEST OPGELEIDE MENSEN OP DE BESTE POSITIES TE KRIJGEN.
Verdiensten moeten worden verworven hoe harder je werkt, hoe meer beloningen.
Herkomst, kleur of afkomst is geen garantie.
Onderwijs moet talenten (onafhankelijk van achtergrond) voor deze posities selecteren en
trainen.
Kritiek op meritocratie: mensen zonder talent worden benadeeld leidt tot schaamte en
armoede. Volgens meritocratie is armoede verdient. Er wordt neergekeken op de lagere
klasse.
Onderwijsongelijkheid
WANNEER HET ONDERWIJS GEEN GELIJKE KANSEN BIEDT AAN IEDER INDIVIDU.
Sociale ongelijkheid in termen van aanzien, bezit, inkomen of macht. Macht is moeilijk te
meten en daarom moeilijk te vergelijken.
Oorzaak van zowel welvaart als sociale ongelijkheid arbeidsindeling (onderwijs kwalificeert
mensen) leidt tot efficiëntere productie en specialisatie enerzijds, anderzijds
voorraadvorming (pot met mensen om arbeidsmarkt aan te vullen) en variatie in
hoeveelheid eigendom.
Factoren/concentreert zich op:
- Sekse: Groei van aantal vrouwelijke studenten is sterker dan van mannelijke. Wel zijn
de sekseverschillen in profielkeuze nog wel aanzienlijk aanwezig. Keuze in hogere
opleidingstrajecten zijn minder sekse specifiek dan in lagere. Kinderen van
laagopgeleide ouders en kinderen met buitenlandse afkomst volgen mindere hogere
vormen van onderwijs. Vrouwen zijn vaker slechter in exacte vakken;
- Sociaal milieu: Inkomen/bezit van het gezin, status van het beroep van ouders,
woonomgeving, leefstijl, etc. Hoe hoger de opleiding van de ouders, hoe hoger het
behaalde diploma van hun kinderen. Samenhang tussen sociaal milieu en
schoolcarrière blijft voorlopig stabiel, terwijl absolute opleidingspeil van bevolking
snel stijgt (vooral bij autochtonen);
- Buitenlandse herkomst: arbeidsmigratie, gezinshereniging en asielmigranten
(politieke vluchtelingen). Arbeidsmigranten vinden sneller een arbeidsplaats en hun
kinderen presteren beter in het onderwijs dan migranten van asiel of gezinsher.
o Westerse allochtonen niet-problematisch qua inburgering, hebben een
goede opleiding;