Onderstaande d-toets bestaat uit zes opdrachten op twee bladzijden. Neem alle in te vullen
woorden over op je blaadje en laat tussen de opdrachten een witregel open. Werk netjes en
zorgvuldig en controleer of je alle opdrachten hebt gemaakt. Succes!
Opdracht A: meervouden
Schrijf het meervoud van de onderstaande woorden over op je blaadje. Als er
twee meervouden mogelijk zijn, hoef je er maar één op te schrijven.
1. rund 6. smiley
2. chocola 7. monnik
3. menu 8. dreumes
4. fotograaf 9. baby
5. fobie 10. lemmet
Opdracht B: koppeltekens en trema’s
Schrijf de woorden over op je blaadje. Zet waar nodig een koppelteken of een trema.
1. vacuum 6. geinstalleerd
2. fonduen 7. zeearend
3. beeindigen 8. politieinspecteur
4. tweeenhalf 9. reunie
5. naapen 10. diaavond
Opdracht C: verkleinwoorden
Schrijf het verkleinwoord van onderstaande woorden over op je blaadje.
1. oma 6. kan
2. ballon 7. ketting
3. hobby 8. koning
4. ski 9. leerling
5. lade 10. café
Opdracht D: hoofdletters
Schrijf de woorden van onderstaande zinnen die met een hoofdletter moeten over op je
blaadje. Schrijf ze uiteraard met een duidelijke hoofdletter.
1. felix van der gras gaat met koningsdag graag naar den helder omdat zijn favoriete
band, doems, daar dan speelt.
2. ’s ochtends kocht mevrouw van kat-van der poes bij de plus haar hondenvoer.
3. in zuid-spanje spreekt niemand de duitse taal.
Opdracht E: bijvoeglijke naamwoorden
1