Samenvatting gedrag in organisaties hoofdstuk 3: Attitude en
werktevredenheid
Een attitude is een houding die je hebt tegenover dingen, mensen, bepaald gedrag of
gebeurtenissen.
Drie componenten van attitudes:
1. Cognitieve component: een oordeel of mening, oordeel van een attitude.
2. Affectieve component: het emotionele deel van een attitude.
3. Gedragscomponent: een intentie om je op een bepaalde manier te gedragen,
onderdeel van een attitude.
Een attitude bestaat uit een bepaalde gedachten over iets of iemand en die gedachte roept
een bepaald gevoel op. Gedachte en gevoel leiden tot een gedragsintentie, die in bepaalde
gevallen daadwerkelijk zal resulteren in bepaald gedrag.
Festinger noemt de situatie waarin tegenstrijdigheden kunnen leiden tot aanpassing van
attitudes of gedrag cognitieve dissonantie. Cognitieve dissonantie verwijst naar elke
mogelijke inconsistentie die een individu kan waarnemen tussen twee of meer attitudes of
tussen gedrag en attitudes.
Mensen streven naar consistentie in hun attitudes en tussen hun attitudes en gedrag.
Dat doen ze door:
1. Hun attitudes te veranderen
2. Hun gedrag te veranderen
3. Door het verschil tussen attitude en gedrag te rationaliseren
Of we iets aan onze dissonantie willen doen hangt af van verschillende factoren:
Het belang van de attitudes die dissonantie veroorzaken
De invloed die je over de elementen denkt te hebben
De beloning van dissonantie
Moderatorvariabelen: Variabelen die bij bepaalde waarden het verband tussen twee
verschijnselen onderdrukken, dus dit als het ware onzichtbaar maken. Het omgekeerde kan
ook, dan wordt de relatie juist versterkt.
De krachtigste ‘onderdrukkers’ of ‘versterkers’ van het verband tussen attitude en gedrag
zijn:
Het belang van de attitude (in belangrijke attitudes komen fundamentele waarden
tot uiting, evenals eigenbelang of identificatie met individuen of groepen waar
iemand aan hecht.)
De mate van specificiteit (hoe concreter de attitude en hoe concreter het gedrag des
te sterker het verband.)
De toegankelijkheid van de attitude (attitudes die gemakkelijk oproepbaar zijn in het
geheugen zijn betere voorspellers van gedrag dan minder toegankelijke attitudes.)
De aanwezigheid van sociale druk (attitude en gedrag zullen eerder van elkaar
verschillen wanneer de sociale druk voor bepaald gedrag buitengewoon sterk is)
werktevredenheid
Een attitude is een houding die je hebt tegenover dingen, mensen, bepaald gedrag of
gebeurtenissen.
Drie componenten van attitudes:
1. Cognitieve component: een oordeel of mening, oordeel van een attitude.
2. Affectieve component: het emotionele deel van een attitude.
3. Gedragscomponent: een intentie om je op een bepaalde manier te gedragen,
onderdeel van een attitude.
Een attitude bestaat uit een bepaalde gedachten over iets of iemand en die gedachte roept
een bepaald gevoel op. Gedachte en gevoel leiden tot een gedragsintentie, die in bepaalde
gevallen daadwerkelijk zal resulteren in bepaald gedrag.
Festinger noemt de situatie waarin tegenstrijdigheden kunnen leiden tot aanpassing van
attitudes of gedrag cognitieve dissonantie. Cognitieve dissonantie verwijst naar elke
mogelijke inconsistentie die een individu kan waarnemen tussen twee of meer attitudes of
tussen gedrag en attitudes.
Mensen streven naar consistentie in hun attitudes en tussen hun attitudes en gedrag.
Dat doen ze door:
1. Hun attitudes te veranderen
2. Hun gedrag te veranderen
3. Door het verschil tussen attitude en gedrag te rationaliseren
Of we iets aan onze dissonantie willen doen hangt af van verschillende factoren:
Het belang van de attitudes die dissonantie veroorzaken
De invloed die je over de elementen denkt te hebben
De beloning van dissonantie
Moderatorvariabelen: Variabelen die bij bepaalde waarden het verband tussen twee
verschijnselen onderdrukken, dus dit als het ware onzichtbaar maken. Het omgekeerde kan
ook, dan wordt de relatie juist versterkt.
De krachtigste ‘onderdrukkers’ of ‘versterkers’ van het verband tussen attitude en gedrag
zijn:
Het belang van de attitude (in belangrijke attitudes komen fundamentele waarden
tot uiting, evenals eigenbelang of identificatie met individuen of groepen waar
iemand aan hecht.)
De mate van specificiteit (hoe concreter de attitude en hoe concreter het gedrag des
te sterker het verband.)
De toegankelijkheid van de attitude (attitudes die gemakkelijk oproepbaar zijn in het
geheugen zijn betere voorspellers van gedrag dan minder toegankelijke attitudes.)
De aanwezigheid van sociale druk (attitude en gedrag zullen eerder van elkaar
verschillen wanneer de sociale druk voor bepaald gedrag buitengewoon sterk is)