Mediamarketing: introductie samenvatting H1 t/m H11

Wat is de definitie van marketing?

Antwoord: Het aanbod precies afstemmen op de vraag en het inspelen op de wensen/behoeften van consumenten.

Wat houd het marketingconcept in?

Antwoord: Het marketingconcept is een ondernemingsfilosofie. Het is een houding die bij zoveel mogelijk beslissingen de wensen en behoeften van de klant centraal staat.

Noem de 6 kenmerken van het marketingconcept.

Antwoord: - Tevreden klant - Geïntegreerde aanpak - Breed omschreven werkterrein - Concurrentieanalyse - Marktonderzoek en doelgroep keuze - Winstbijdrage

Leg het volgende kenmerk uit het marketingconcept uit: Marktonderzoek en doelgroep keuze

Antwoord: Het verzamelen van data d.m.v. gegevensverzameling en systematische analyse van relevante marketinginformatie. En het opsplitsen van de markt in segmenten. Voor deze doelgroepen wordt vervolgens een speciale marketingmix gebruikt.

Wat zijn de sleuteltaken van de marketing?

Antwoord: Het opsporen en inventariseren van wensen en behoeften op de markt. En het uitvoeren van een uitgekiend marketingbeleid om in te spelen op de vraag.

Noem de fases in het koopbeslissingsproces.

Antwoord: Behoefte beseffen, informatie zoeken, alternatieve evalueren, aankoopbeslissing, evaluatie na aankoop.

Benoem de vormen van oriëntatie en koopgedrag van consumenten (3).

Antwoord: - Uitgebreide besluitvorming - Beperkte besluitvorming - Routinekoopgedag

Leg uitgebreide besluitvorming uit.

Antwoord: - Grote aankoop - Lang nadenken - Veel informatie zoeken - Consument doorloopt alle stappen van koopbeslissing

Leg beperkte besluitvorming uit.

Antwoord: De koper is al enigszins bekend met het product en doorloopt dus ook niet alle fasen in het koopbeslissingsproces. Denk aan het kopen van regelmatig gekochte diensten/producten zoals het eten in een restaurant, huishoudelijke apparatuur ect.

Leg routinekoopgedrag uit.

Antwoord: De consument denkt niet lang over de aankoop na en is veelal bekend met het product. Hij ziet weinig verschillen tussen alternatieven of heeft een duidelijke merkvoorkeur. Denk aan de dagelijkse boodschappen.

Definieer het concept \'product\' vanuit een marketingoptiek.

Antwoord: Combinatie van tastbare en niet tastbare eigenschappen, met als doel met dat artikel of dienst de behoefte van de klant te voorzien.

Welke 4 typen consumentenproducten zijn er?

Antwoord: - Convenience products - Shopping products - Specialty products - Unsought products

Leg Convenience products uit:

Antwoord: Producten die je koopt in de supermarkt en worden gebruikt voor individueel of gezins gebruik. Je koopt ze vaak.

Leg shopping products uit:

Antwoord: Denk aan een camera of kleding. Je koopt het niet in de supermarkt, maar in de winkelstraat. Je koopt het minder vaak dan convenience products. Langere besluittijd en duurder.

Leg specialty products uit:

Antwoord: Producten waarvoor consumenten bereid zijn de nodige moeite te doen. Consument is sterk betrokken bij het koopproces (auto’s, diensten).

De kanaalkeuze waarbij de gewenste lengte en samenstelling van het distributiekanaal een sleutelrol spelen, hangt samen met de kenmerken van het distributiekanaal, het product en het bedrijf. Er zijn twee typen distributiekanalen:

Antwoord: Indirect: via een tussenschakel (kort distributiekanaal) of meer tussenschakels (lang distributiekanaal)  Direct: zonder tussenschakel

wat zijn de sleutelfuncties van detaillisten (tussenpersonen, direct in contact met klanten)

Antwoord: Kopen producten in, stellen een assortiment samen en bieden dit te koop aan  Verschaffen informatie via reclame, internet en persoonlijke verkoop  Houden voorraad aan, bepalen prijzen en zorgen voor salespromotion  Verkopen, verlenen service en verstrekken krediet aan de consument

er zijn drie voorkomende samenwerkingsverbanden, leg inkoopcombinatie (horizontale samenwerking) uit

Antwoord: Inkoopcombinatie (horizontale samenwerking): groep van afnemers die gezamenlijk goederen inkopen om aldus een sterkere onderhandelingspositie tegenover de leveranciers te creëren. 

er zijn drie voorkomende samenwerkingsverbanden, leg Vrijwillig-filiaalbedrijf (verticale samenwerking) uit

Antwoord: Vrijwillig-filiaalbedrijf (verticale samenwerking): dit is een samenwerkingsverband tussen regionale grossiers en detaillisten. Hoewel de detaillisten – qua eigendom en exploitatie – zelfstandige ondernemers blijven, kopen ze bij een of meer grossiers centraal in en presenteren ze zich aan de klant met eenzelfde naam, embleem en huismerk.