Hoofdstuk 1
Gelijknamig maken van breuken en herleiden (ook met letters).
2 3 2b 3 a -> noemers gelijk maken.
en =¿ en
a b ab ab
Breuken kunnen optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen.
2 2
15 r 3 p 30 r 3 p = 30 r +3 p
+ =¿ + -> noemers gelijkmaken en dan optellen.
7 q 14 qr 14 qr 14 qr 14 q r
Vereenvoudigen van breuken.
45 9
=¿ -> de noemer zo klein mogelijk maken met zowel teller als noemer een geheel getal.
95 19
Kunnen rekenen met eindige of repeterende decimaalontwikkeling van breuken en deze naar elkaar
om kunnen schrijven.
Je krijgt x =
Noteer x zodat er achter de breuk alleen nog maar hetzelfde herhaald
wordt. (dus bij vb 1 telkens 13 en bij vb 2 835)
Kies een getal zodat je ze van elkaar af kan trekken en er niks achter
de komma blijft staan (zo krijg je een geheel getal)
Isoleer x en je hebt een rationaal getal
Je krijgt x =
Noteer een staartdeling met noemer/ teller \ antwoord
Kijk hoe vaak de noemer in de teller past (voeg desnoods een getal
achter de komma toe -> Zie vb 7 past niet in 3 maar wel in 30)
Schrijf dit getal bij je antwoord op.
Neem het volgende getal mee naar beneden (we gaan hier verder
door achter de komma. Dus we nemen weer een 0 mee). Herhaal dit
totdat de staartdeling gaat repeteren.
Schrijf je antwoord op