Sociale en Culturele Contexten en Orthopedagogisch Handelen
Belangrijke theorieën, modellen en concepten
College 1 – Inleiding: redeneermodellen
Interculturele pedagogiek: beschrijven en verklaren van de leefsituatie en opvoeding
van allochtone jeugdigen. Het richt zich op zowel de normale ontwikkeling als de
risico- en beschermende factoren.
Diversiteiten: bij de RU-studenten wordt bij diversiteit en onderscheid gemaakt in
etniciteit, terwijl bij de RU-docenten diversiteit wordt gezien als verschil in gender.
Eldering richt zich qua diversiteit alleen op cultuur en etniciteit.
Diversiteit is ook: ses, gender, seksuele voorkeur etc.
Sociale stratificatie: sociaal gelaagde samenleving. Iemands status wordt bepaald
door het gezin van afkomst, dus door de toegeschreven status i.p.v. de verworven
status. Deze hiërarchie zorgt voor meer of minder kansen in de maatschappij.
Cultureel kapitaal van Bourdieu: vorming van ouders die je voorbereid op de
culturele maatschappij. Rijke gezinnen hebben vaak ook meer cultureel kapitaal,
omdat zij de mogelijkheid hebben om boeken te kopen of naar een theater of
museum te gaan.
Sociaal kapitaal van Coleman: het hebben van een sociaal netwerk. Het kunnen
rekenen op anderen die jou weer een stapje verder kunnen brengen. Dit kan je
helpen succesvoller te worden.
Integratie: mate waarin een persoon participeert in het maatschappelijk leven. Zijn
participatie in de maatschappelijke instituties.
Identificatiecriteria:
Eldering noemt de volgende identificatiecriteria
o Nationaliteit -> maar wat als je twee nationaliteiten hebt?
o Geboorteland -> maar wat als je in een vluchtelingenopvang in Nederland wordt
geboren, maar je ouders nog niet officieel Nederlands zijn?
o Geboorteland ouders
o Zelfidentificatie -> in VS en Canada. Waarmee identificeer je jezelf?
Overige identificatiecriteria: ideologie, cultuur, SES, gender, hobby
Eerste generatie migrant: beide ouders komen uit het buitenland en de persoon zelf
is ook in het buitenland geboren. Later is deze persoon naar Nederland gekomen.
Tweede generatie migrant: minimaal één van de ouders is in het buitenland
geboren. De persoon zelf is in Nederland geboren en opgegroeid.
1
Belangrijke theorieën, modellen en concepten
College 1 – Inleiding: redeneermodellen
Interculturele pedagogiek: beschrijven en verklaren van de leefsituatie en opvoeding
van allochtone jeugdigen. Het richt zich op zowel de normale ontwikkeling als de
risico- en beschermende factoren.
Diversiteiten: bij de RU-studenten wordt bij diversiteit en onderscheid gemaakt in
etniciteit, terwijl bij de RU-docenten diversiteit wordt gezien als verschil in gender.
Eldering richt zich qua diversiteit alleen op cultuur en etniciteit.
Diversiteit is ook: ses, gender, seksuele voorkeur etc.
Sociale stratificatie: sociaal gelaagde samenleving. Iemands status wordt bepaald
door het gezin van afkomst, dus door de toegeschreven status i.p.v. de verworven
status. Deze hiërarchie zorgt voor meer of minder kansen in de maatschappij.
Cultureel kapitaal van Bourdieu: vorming van ouders die je voorbereid op de
culturele maatschappij. Rijke gezinnen hebben vaak ook meer cultureel kapitaal,
omdat zij de mogelijkheid hebben om boeken te kopen of naar een theater of
museum te gaan.
Sociaal kapitaal van Coleman: het hebben van een sociaal netwerk. Het kunnen
rekenen op anderen die jou weer een stapje verder kunnen brengen. Dit kan je
helpen succesvoller te worden.
Integratie: mate waarin een persoon participeert in het maatschappelijk leven. Zijn
participatie in de maatschappelijke instituties.
Identificatiecriteria:
Eldering noemt de volgende identificatiecriteria
o Nationaliteit -> maar wat als je twee nationaliteiten hebt?
o Geboorteland -> maar wat als je in een vluchtelingenopvang in Nederland wordt
geboren, maar je ouders nog niet officieel Nederlands zijn?
o Geboorteland ouders
o Zelfidentificatie -> in VS en Canada. Waarmee identificeer je jezelf?
Overige identificatiecriteria: ideologie, cultuur, SES, gender, hobby
Eerste generatie migrant: beide ouders komen uit het buitenland en de persoon zelf
is ook in het buitenland geboren. Later is deze persoon naar Nederland gekomen.
Tweede generatie migrant: minimaal één van de ouders is in het buitenland
geboren. De persoon zelf is in Nederland geboren en opgegroeid.
1
