Binnen een groep mensen bestaan veel verschillen. Bijvoorbeeld de reden waarom je in
Nederland bent. Daarnaast heb je een eigen verleden, een eigen karakter, een eigen
mening en je persoonlijke identiteit. Hoe je de vraag beantwoordt of
de Nederlandse identiteit bestaat hangt af van wat je belangrijker
vindt: dat wat ons bindt als groep of wat ons juist verschillend symbolen
maakt. en
norm
In het model rechts zie je dat de kern van een cultuur bestaat uit
waarden en overtuigingen, zoals individuele vrijheid. Daaromheen waarden
en
zie je de normen, bijvoorbeeld dat je iemand niet anders kan overtuiging
behandelen omdat hij homoseksueel is. Als symbool wordt vaak de
regenboogvlag gehesen op Coming Out Day. Cultuur: waarden,
normen, rituelen en uitingsvormen die mensen met elkaar delen en
vaak als vanzelfsprekend beschouwen. cultuurmodel
Vaak wordt er over veel waarden en normen hetzelfde nagedacht,
ondanks de grote pluriformiteit in Nederland. Dit betekent letterlijk ‘meerdere vormen
hebben’. Maar toch voelen we ons verbonden met elkaar door onze gezamenlijke sociale
identiteit: wij zijn allemaal Nederlander.
● Dominante cultuur
○ Waarden, normen en symbolen van de overheersende groep in de
samenleving
● Subcultuur
○ Zet zich niet tegen de dominante cultuur af maar wijkt er wel vanaf
● Tegencultuur
○ Cultuur/groep die zich verzet tegen de dominante cultuur
Een voorbeeld van een subcultuur zijn de moslims. Zij houden zich aan de Ramadan, maar
dat betekent niet dat wij dat ook allemaal moeten doen. De binding in de samenleving kan
onder druk komen te staan door kritiek op de maatschappij door bijvoorbeeld rappers in hun
lyrics. Als veel mensen zich daarbij aansluiten kan er een tegencultuur ontstaan.
Niet iedereen wil bij een groep ingedeeld worden. Gelukkig maar, want onafhankelijke en
kritische mensen zijn heel belangrijk. Toch moet je je vaak enigszins aanpassen aan
anderen om goed in de samenleving te kunnen functioneren.
De sociale cohesie is het gevoel dat je ergens bij hoort, de onderlinge verbondenheid en de
samenhang in een groep of samenleving.
Socialiserende instituties zijn kerken die voorschreven wat wel en niet mag en scholen die
normen en waarden overbrengen.
● Affectieve verbinding: gevoel → jeugd (buurt, familie, vrienden)
● Economische verbinding: geld → afhankelijk (werk)
● Cognitieve verbinding: rationeel → werk (school, dokter, vereniging)