Vakdidactiek: Ontsluiten van bepaalde vak inhoud in een bepaalde lespraktijk, met gebruikmaking
van algemene didactische principes.
Vakdriedaktisch model (Schulman):
1. Vakkennis (ontsluiten)
2. Praktijk (uitdagen)
3. Didaktiek (vertalen)
Bij dit vak leren we hoe we bepaalde vakkennis over kunnen brengen op de leerlingen.
We bespreken de woordenschatdidaktiek, spellingdidaktiek, en grammaticadidaktiek.
Woordenschatdidaktiek.
Woordenschat = het aantal woorden die je kent.
De woordenschat zit opgeslagen in je mentaal lexicon. Dit is een klein gebied in de hersenen. Het is
als het ware je eigen woordenboek.
Op vier jarige leeftijd staan hier ongeveer 3300 woorden in.
Op 12 jarige leeftijd zijn dit 17.000 woorden.
Ouder dan 12 jaar zijn er minstens 40.000 woorden.
Deze aantallen gelden voor de woorden van de moedertaal.
In het mentaal lexicon vinden we dus alle woorden die je kent. Ook vinden we daar de
semagrammen.
Semagram: alles wat bij een woord hoort. Door een woord te noemen, worden andere woorden
geactiveerd die een relatie vormen met het eerste woord.
Connotatie= associatie bij het woord. (persoonlijke linken)
Collotatie= welk woord er vaak bij hoort (wat in het algemeen zo is)·
BIJVOORBEELD: BIJ KOE HOORT MELK EN WEI.
De term activatiespreiding wordt hier ook vaak bij genoemd.
VOORBEELD:
WIT SNEEUWKOU
ZWART
MELK KOE
Kritische periode: Een periode waarin kinderen de taal gemakkelijk leert door middel van luisteren
naar de taal. Voorwaarde hiervoor is dat we levende personen horen praten. Het verschilt per
persoon op welke leeftijd deze periode over is.
Receptief leren= herkennen en weten. (breedte-leren)
Productief leren= schrijven, grammaticale toepassing (diepte-leren)
Een tekst wordt pas goed begrepen als men 90% van de woorden kent. Dit heet de dekkingsgraad.
Het is daarom van groot belang een zo groot mogelijke woordenschat te hebben.