Financieel management deel 2 – Noort & Schendel
Hoofdstuk 1: De investerings- en de financieringsbegroting
In dit hoofdstuk worden de overzichten behandeld, die nodig zijn voor het opstellen van een
openingsbalans. Ook wordt er gekeken naar de wijze waarop de ondernemer zijn plannen kan
financieren.
1.2 Relatie met andere onderdelen van het businessmodel
Een veel gebruikt businessmodel is het Business Model Canvas. Hierin worden negen
bouwstenen beschrijven, de keuzes die hierbij gemaakt worden hangen allemaal samen en
hebben een financieel gevolg. De financiële consequenties worden zichtbaar in de bouwstenen
cost structure en revenu structure.
In het businessmodel wordt de basis voor de investeringsbegroting gelegd. Er worden kosten
gemaakt en er moet worden geïnvesteerd. Vervolgens komt het verdienmodel. Hierbij hoort
een omzetschatting en de daarbij behorende begrote kosten.
Wanneer een ondernemer zijn investeringen weet te beperken zal zijn gedragen risico kleiner
zijn. Een ondernemer die zijn risico’s wil beperken zal ook andere bedrijven (key partners)
inschakelen voor een onderdeel van het productieproces.
1.3 De investeringsbegroting
De investeringsbegroting is een overzicht van alle investeringen die nodig zijn om de
onderneming te kunnen starten of draaiende te houden. Dit zijn vaste- of vlottende activa. Vaste
activa moeten volgens de gouden balansregel langer worden gefinancierd (blijft langer in de
onderneming dan vlottende activa). Vlottende activa kunnen met kort vreemd vermogen
worden gefinancierd. Liquide middelen worden tot de vlottende activa gerekend.
Aanloopkosten zijn de kosten die voor de officiële start van de onderneming worden gemaakt.
Aanloopkosten worden in het eerste jaar ten laste gebracht als afschrijvingskosten.
Vaste activa hebben een omlooptijd van langer dan een jaar, ze gaan meerdere
productieprocessen mee. Op de vaste activa wordt jaarlijks een bedrag afgeschreven (behalve op
de grond). Onder te verdelen in materiële vaste activa (gebouw, inventaris, etc.), immateriële
vaste activa (vergunning, auteursrecht, goodwill) en financiële vaste activa (deelnemingen,
borg, deposito’s).
Vlottende activa bestaan uit de voorraad, debiteuren, betaalde BTW en de liquide middelen.
Deze bedragen staat excl. Btw op de investeringsbegroting, BTW wordt apart gemeld bij de te
vorderen BTW.
1.4 Hoe bepaal je de beginvoorraad?
Bij het bepalen van de hoogte van de beginvoorraad kan de ondernemer gebruik maken van de
omzetsnelheid van de voorraad. Hiermee wordt gemeten hoe snel de voorraad wordt
verkocht.
Omzetsnelheid = inkoopwaarde van de omzet/gemiddelde voorraad
1.5 Investering of kosten?
Hoofdstuk 1: De investerings- en de financieringsbegroting
In dit hoofdstuk worden de overzichten behandeld, die nodig zijn voor het opstellen van een
openingsbalans. Ook wordt er gekeken naar de wijze waarop de ondernemer zijn plannen kan
financieren.
1.2 Relatie met andere onderdelen van het businessmodel
Een veel gebruikt businessmodel is het Business Model Canvas. Hierin worden negen
bouwstenen beschrijven, de keuzes die hierbij gemaakt worden hangen allemaal samen en
hebben een financieel gevolg. De financiële consequenties worden zichtbaar in de bouwstenen
cost structure en revenu structure.
In het businessmodel wordt de basis voor de investeringsbegroting gelegd. Er worden kosten
gemaakt en er moet worden geïnvesteerd. Vervolgens komt het verdienmodel. Hierbij hoort
een omzetschatting en de daarbij behorende begrote kosten.
Wanneer een ondernemer zijn investeringen weet te beperken zal zijn gedragen risico kleiner
zijn. Een ondernemer die zijn risico’s wil beperken zal ook andere bedrijven (key partners)
inschakelen voor een onderdeel van het productieproces.
1.3 De investeringsbegroting
De investeringsbegroting is een overzicht van alle investeringen die nodig zijn om de
onderneming te kunnen starten of draaiende te houden. Dit zijn vaste- of vlottende activa. Vaste
activa moeten volgens de gouden balansregel langer worden gefinancierd (blijft langer in de
onderneming dan vlottende activa). Vlottende activa kunnen met kort vreemd vermogen
worden gefinancierd. Liquide middelen worden tot de vlottende activa gerekend.
Aanloopkosten zijn de kosten die voor de officiële start van de onderneming worden gemaakt.
Aanloopkosten worden in het eerste jaar ten laste gebracht als afschrijvingskosten.
Vaste activa hebben een omlooptijd van langer dan een jaar, ze gaan meerdere
productieprocessen mee. Op de vaste activa wordt jaarlijks een bedrag afgeschreven (behalve op
de grond). Onder te verdelen in materiële vaste activa (gebouw, inventaris, etc.), immateriële
vaste activa (vergunning, auteursrecht, goodwill) en financiële vaste activa (deelnemingen,
borg, deposito’s).
Vlottende activa bestaan uit de voorraad, debiteuren, betaalde BTW en de liquide middelen.
Deze bedragen staat excl. Btw op de investeringsbegroting, BTW wordt apart gemeld bij de te
vorderen BTW.
1.4 Hoe bepaal je de beginvoorraad?
Bij het bepalen van de hoogte van de beginvoorraad kan de ondernemer gebruik maken van de
omzetsnelheid van de voorraad. Hiermee wordt gemeten hoe snel de voorraad wordt
verkocht.
Omzetsnelheid = inkoopwaarde van de omzet/gemiddelde voorraad
1.5 Investering of kosten?
