MBRT samenvatting OP2.2
Inhoudsopgave
CT samenvatting OP2.2 ........................................................................................................................... 1
Echo samenvatting OP2.2...................................................................................................................... 16
IPV samenvatting OP2.2 ........................................................................................................................ 24
MRI samenvatting OP2.2 ....................................................................................................................... 27
Medische Vakken Samenvatting OP2.2................................................................................................. 40
Nucleaire geneeskunde samenvatting OP2.2 ....................................................................................... 52
Radiotherapie samenvatting OP2.2 ...................................................................................................... 71
CT samenvatting OP2.2
2.2cCT1a Beeldkwaliteit in CT
Beeldkwaliteit: De mate van het vermogen van een beeldvormende keten (CT) om
absorptieverschillen (HU waarden) in het doorstraalde object (patiënt) in detail zichtbaar te maken
door middel van contrasten.
Beeldkwaliteit is afhankelijk van:
- Perceptie
- Spatiële resolutie
- Contrastresolutie
Perceptie: alles zoals jij naar het plaatje kijkt. Onder andere afhankelijk van hoeveel ervaring heb je
en hoeveel kennis heb je. Ook hoort hierbij hoe je naar een plaatje kijkt. Je kan er op een andere
manier naar kijken als bijvoorbeeld een collega.
- Beperkende factoren: Kwaliteit van je monitor, in welke omgeving zit je (donker of zonlicht),
hoe fit ben je (uitgeslapen of moe), ervaring (ervaren iemand ziet meer grijswaarden)
De beeldkwaliteit wordt uitgedrukt in twee verschillende soorten resolutie:
Spatiële resolutie: De mogelijkheid van een systeem om 2 kleine objecten met een groot natuurlijk
contrast te onderscheiden. Dit wordt uitgedrukt in line-pars/millimeter (lp/mm).
Dit kan je uiteindelijk als spatiële resolutie benoemen.
- Inplane spatiële resolutie (xy): axiale spatiële resolutie. Dit is de
pixelgrootte.
- Not-inplane spatiële resolutie (z): longitudinale spatiële resolutie. Dit is de
voxeldiepte.
,Contrast resolutie: De mogelijkheid om weefsel met (nagenoeg) dezelfde dichtheid te
onderscheiden. De HU waardes zorgen uiteindelijk voor een bepaalde grijswaarde.
- Signaal/ruis verhouding (SNR): Belangrijk om nog het verschil in densiteiten te kunnen zien.
Heb je te veel ruis dan wordt het moeilijk om nog verschil te zien in bepaalde grijswaarden.
SNR maakt het dus meetbaar om de verschillen te laten zien.
Door je spatiële resolutie hoger te maken zie je meer details, maar minder goed de contrasten. Ook
heb je meer last van ruis. Wanneer je contrastresolutie hoog is zie je minder details, maar betere
contrasten tussen grijswaarden. En je hebt minder last van ruis.
2.2cCT1b reconstructieparameters en beeldkwaliteit
Wat is de invloed van parameters op de beeldkwaliteit?
Acquisitie parameters:
- Na de scan niet aan te passen
- Worden gebruikt bij het verzamelen van de ruwe data
Reconstructie parameters:
- Na de scan wel aan te passen
- Worden gebruikt bij het reconstrueren van de afbeeldingen vanuit de ruwe data
Parameters:
We gaan nu kijken naar de reconstructie parameters.
FOV en matrix:
De matrix bepaalt uiteindelijk met behulp van je FOV de grootte van je pixel. De pixel is daarmee ook
meteen de mate voor je beeldkwaliteit.
- Hoe groter een pixel is, hoe meer signaal daarin past en hoe minder ruis erin past. Je krijgt
een betere SNR verhouding. Minder ruis betekent betere contrastresolutie.
- Hoe kleiner een pixel is in dezelfde matrix, zorgt voor meer line-pair/mm. Daarmee krijg je
een betere spatiële resolutie.
,Slice thickness (coupe dikte):
De slice dikte kunnen wij kiezen hoe dik of hoe dun wij ze zelf willen. Dit heeft ook invloed op de
beeldkwaliteit.
- Hoe dunner de slice thickness, hoe meer lp/mm je hebt en dus hoe beter de spatiële
resolutie.
- Hoe dikker de slice thickness, hoe groter je pixels ook zijn en hoe meer signaal er dus in kan
en dus ook minder ruis waardoor de contrastresolutie beter wordt.
Reconstructie index (increment/spacing): Bepaald op welke locatie in de z-richting een coupe uit de
ruwe data wordt gereconstrueerd ten opzichte van de vorige coupe. Waar komt de volgende plak ten
opzichte van je vorige plak. Er kan overlapping plaatsvinden. Door te overlappen kijk je als het ware
langzamer door het plaatje heen en heb je dus meer tijd om details waar te nemen. Wanneer je
ruimte laat tussen je plakken betekent het als het ware dat je ruwe data mist. Dit is niet gunstig.
Dit noemen we niet spatiële resolutie of contrast resolutie omdat de plakdikte gelijk blijft. Het enige
wat verandert is waar in die plak het object te zien is. We praten hier over detail waarneembaarheid.
Detail waarneembaarheid: Combinatie van spatiële- en contrastresolutie maar geen meetbare
beeldkwaliteit. Door langzamer door je beelden heen te scrollen, doordat je overlapping gebruikt,
kijk je vaker naar hetzelfde object en op die manier kun je vaker een detail zien. Hierdoor neemt je
detail waarneembaarheid toe.
Kernel (convolutie filter): Een bewerking op de ruwe data waarbij versterking of verzwakking
veranderingen in signaalintensiteit teweeg brengt. Je hebt heel veel verschillende filters, maar we
kijken nu naar twee verschillende filters.
- Sharp filter: versterkt signaalintensiteiten. De pieken in het histogram worden versterkt. Dit
houdt in randverscherping maar ook de versterking van non-signaal (ruis). Je krijgt dus meer
, ruis in je plaatje, dat zorgt voor een slechtere contrastresolutie. Maar door de
randverscherpingen krijg je een betere detailwaarneembaarheid en kan je dingen toch
scherper gaan zien. (wordt vaak gebruikt bij thorax, longsetting, omdat hier al weinig last is
van ruis omdat het erg zwart-wit is)
- Smooth filter: verzwakt signaalintensiteiten. Je gaat alle pieken in het histogram een beetje
afvlakken/uitvegen. Je gaat randverzachting krijgen en je zwakt ook het non signaal af (ruis).
Doordat je weinig ruis hebt krijg je een verbetering in de contrastresolutie. De details die je
hebt kun je nog steeds goed zien. (wordt vaak gebruikt bij mediastinum settingen. Hierbij
heb je een hoog contrast nodig voor de vele weefsels)
2.2cCT2a Acquisitieparameters en beeldkwaliteit
Röntgenbuis – systemen:
Dynamic Focal Spot (DFS): Verdubbelt de straaldichtheid en dus de
spatiële resolutie met gelijk aantal detectoren in de xy-richting. Focus
wordt elektrisch gestuurd op twee altenerende plekken op de anode. Je
krijgt twee bundels die op dezelfde plek terrecht komen maar net op een
andere manier. Je gaat vanuit twee verschillende hoeken naar hetzelfde
detail kijken waardoor je net wat meer informatie hebt en je scherpere
plaatjes krijgt (spatiële resolutie neemt toe).
Z-focal spot (ZFS): Focus wordt elektrisch gestuurd op vier altenerende plekken op de anode.
Resultaat is verdubbeling van de spatiële resolutie in de Z-richting. Je treft de detector net op een
andere manier en hierdoor creëer je een tweede plakje. Je krijgt dan meer LP-mm en dus een betere
spatiële resolutie in de Z-richting.
Inhoudsopgave
CT samenvatting OP2.2 ........................................................................................................................... 1
Echo samenvatting OP2.2...................................................................................................................... 16
IPV samenvatting OP2.2 ........................................................................................................................ 24
MRI samenvatting OP2.2 ....................................................................................................................... 27
Medische Vakken Samenvatting OP2.2................................................................................................. 40
Nucleaire geneeskunde samenvatting OP2.2 ....................................................................................... 52
Radiotherapie samenvatting OP2.2 ...................................................................................................... 71
CT samenvatting OP2.2
2.2cCT1a Beeldkwaliteit in CT
Beeldkwaliteit: De mate van het vermogen van een beeldvormende keten (CT) om
absorptieverschillen (HU waarden) in het doorstraalde object (patiënt) in detail zichtbaar te maken
door middel van contrasten.
Beeldkwaliteit is afhankelijk van:
- Perceptie
- Spatiële resolutie
- Contrastresolutie
Perceptie: alles zoals jij naar het plaatje kijkt. Onder andere afhankelijk van hoeveel ervaring heb je
en hoeveel kennis heb je. Ook hoort hierbij hoe je naar een plaatje kijkt. Je kan er op een andere
manier naar kijken als bijvoorbeeld een collega.
- Beperkende factoren: Kwaliteit van je monitor, in welke omgeving zit je (donker of zonlicht),
hoe fit ben je (uitgeslapen of moe), ervaring (ervaren iemand ziet meer grijswaarden)
De beeldkwaliteit wordt uitgedrukt in twee verschillende soorten resolutie:
Spatiële resolutie: De mogelijkheid van een systeem om 2 kleine objecten met een groot natuurlijk
contrast te onderscheiden. Dit wordt uitgedrukt in line-pars/millimeter (lp/mm).
Dit kan je uiteindelijk als spatiële resolutie benoemen.
- Inplane spatiële resolutie (xy): axiale spatiële resolutie. Dit is de
pixelgrootte.
- Not-inplane spatiële resolutie (z): longitudinale spatiële resolutie. Dit is de
voxeldiepte.
,Contrast resolutie: De mogelijkheid om weefsel met (nagenoeg) dezelfde dichtheid te
onderscheiden. De HU waardes zorgen uiteindelijk voor een bepaalde grijswaarde.
- Signaal/ruis verhouding (SNR): Belangrijk om nog het verschil in densiteiten te kunnen zien.
Heb je te veel ruis dan wordt het moeilijk om nog verschil te zien in bepaalde grijswaarden.
SNR maakt het dus meetbaar om de verschillen te laten zien.
Door je spatiële resolutie hoger te maken zie je meer details, maar minder goed de contrasten. Ook
heb je meer last van ruis. Wanneer je contrastresolutie hoog is zie je minder details, maar betere
contrasten tussen grijswaarden. En je hebt minder last van ruis.
2.2cCT1b reconstructieparameters en beeldkwaliteit
Wat is de invloed van parameters op de beeldkwaliteit?
Acquisitie parameters:
- Na de scan niet aan te passen
- Worden gebruikt bij het verzamelen van de ruwe data
Reconstructie parameters:
- Na de scan wel aan te passen
- Worden gebruikt bij het reconstrueren van de afbeeldingen vanuit de ruwe data
Parameters:
We gaan nu kijken naar de reconstructie parameters.
FOV en matrix:
De matrix bepaalt uiteindelijk met behulp van je FOV de grootte van je pixel. De pixel is daarmee ook
meteen de mate voor je beeldkwaliteit.
- Hoe groter een pixel is, hoe meer signaal daarin past en hoe minder ruis erin past. Je krijgt
een betere SNR verhouding. Minder ruis betekent betere contrastresolutie.
- Hoe kleiner een pixel is in dezelfde matrix, zorgt voor meer line-pair/mm. Daarmee krijg je
een betere spatiële resolutie.
,Slice thickness (coupe dikte):
De slice dikte kunnen wij kiezen hoe dik of hoe dun wij ze zelf willen. Dit heeft ook invloed op de
beeldkwaliteit.
- Hoe dunner de slice thickness, hoe meer lp/mm je hebt en dus hoe beter de spatiële
resolutie.
- Hoe dikker de slice thickness, hoe groter je pixels ook zijn en hoe meer signaal er dus in kan
en dus ook minder ruis waardoor de contrastresolutie beter wordt.
Reconstructie index (increment/spacing): Bepaald op welke locatie in de z-richting een coupe uit de
ruwe data wordt gereconstrueerd ten opzichte van de vorige coupe. Waar komt de volgende plak ten
opzichte van je vorige plak. Er kan overlapping plaatsvinden. Door te overlappen kijk je als het ware
langzamer door het plaatje heen en heb je dus meer tijd om details waar te nemen. Wanneer je
ruimte laat tussen je plakken betekent het als het ware dat je ruwe data mist. Dit is niet gunstig.
Dit noemen we niet spatiële resolutie of contrast resolutie omdat de plakdikte gelijk blijft. Het enige
wat verandert is waar in die plak het object te zien is. We praten hier over detail waarneembaarheid.
Detail waarneembaarheid: Combinatie van spatiële- en contrastresolutie maar geen meetbare
beeldkwaliteit. Door langzamer door je beelden heen te scrollen, doordat je overlapping gebruikt,
kijk je vaker naar hetzelfde object en op die manier kun je vaker een detail zien. Hierdoor neemt je
detail waarneembaarheid toe.
Kernel (convolutie filter): Een bewerking op de ruwe data waarbij versterking of verzwakking
veranderingen in signaalintensiteit teweeg brengt. Je hebt heel veel verschillende filters, maar we
kijken nu naar twee verschillende filters.
- Sharp filter: versterkt signaalintensiteiten. De pieken in het histogram worden versterkt. Dit
houdt in randverscherping maar ook de versterking van non-signaal (ruis). Je krijgt dus meer
, ruis in je plaatje, dat zorgt voor een slechtere contrastresolutie. Maar door de
randverscherpingen krijg je een betere detailwaarneembaarheid en kan je dingen toch
scherper gaan zien. (wordt vaak gebruikt bij thorax, longsetting, omdat hier al weinig last is
van ruis omdat het erg zwart-wit is)
- Smooth filter: verzwakt signaalintensiteiten. Je gaat alle pieken in het histogram een beetje
afvlakken/uitvegen. Je gaat randverzachting krijgen en je zwakt ook het non signaal af (ruis).
Doordat je weinig ruis hebt krijg je een verbetering in de contrastresolutie. De details die je
hebt kun je nog steeds goed zien. (wordt vaak gebruikt bij mediastinum settingen. Hierbij
heb je een hoog contrast nodig voor de vele weefsels)
2.2cCT2a Acquisitieparameters en beeldkwaliteit
Röntgenbuis – systemen:
Dynamic Focal Spot (DFS): Verdubbelt de straaldichtheid en dus de
spatiële resolutie met gelijk aantal detectoren in de xy-richting. Focus
wordt elektrisch gestuurd op twee altenerende plekken op de anode. Je
krijgt twee bundels die op dezelfde plek terrecht komen maar net op een
andere manier. Je gaat vanuit twee verschillende hoeken naar hetzelfde
detail kijken waardoor je net wat meer informatie hebt en je scherpere
plaatjes krijgt (spatiële resolutie neemt toe).
Z-focal spot (ZFS): Focus wordt elektrisch gestuurd op vier altenerende plekken op de anode.
Resultaat is verdubbeling van de spatiële resolutie in de Z-richting. Je treft de detector net op een
andere manier en hierdoor creëer je een tweede plakje. Je krijgt dan meer LP-mm en dus een betere
spatiële resolutie in de Z-richting.