Behets, D. (2011), Didactiek van het bewegingsonderwijs. Den Haag: Acco.
Klashouden = veronderstelt zowel het plannen als het organiseren en controleren van activiteiten die
leiden tot leren.
- De kwaliteit en de efficiëntie van het onderwijs kunnen bepaald worden door didactische en
organisatorische componenten.
Didactische componenten = leerdoelen, leerstof en werkvormen.
Management = gericht op het creëren van de voorwaarden om te leren. Versturen en versterken van
taakgericht gedrag. De organisatie van ruimte, de tijd en het klimaat (orde).
A. De complexiteit van de leeromgeving
Kounin (1970) = de pionier van het onderzoek naar klassenmanagement. Hij beschrijft de lessen LO
als een erg complexe omgeving waar veel afleidende en storende prikkels aanwezig zijn.
Doyle (1986) = beschrijft een aantal gemeenschappelijke kenmerken van de klas in functie van de
noodzakelijke managementvaardigheden:
1. De multidemensionaliteit = heterogene samenstelling van de klas. Het kiezen van de juiste
leerstof, de aangepaste oefening en de meest geschikte werkvorm.
2. De gelijktijdigheid = er gebeuren op verschillende plekken iets en de leraar moet de orde houden.
3. De onmiddellijkheid = snel ingrijpen en snel beslissingen maken.
4. De onvoorspelbaarheid = moeilijk vooraf in te schatten hoe het lesverloop zal evolueren.
5. De openbaarheid = gedragingen van docent en leraar door iedereen geobserveerd worden.
6. De historiciteit of continuïteit = elke gebeurtenis moet gezien en begrepen worden in functie wat
vooraf ging.
B. Kenmerken van efficiënt managementgedrag
- Een complexe leeromgeving vraagt om een efficiënte organisatie.
- De leraar ervaart dat een efficiënte leeromgeving wordt opgebouwd door het stellen van
welbepaalde handelingen.
Opmerkzaamheid of het ‘erbij zijn’ = dat de efficiënte leraar alles ziet, ogen achter en voor heeft,
overal bij is, weet wat alle leerlingen doen en op de hoogte is van alle gebeurtenissen. Dit maakt de
leraar duidelijk door vlug op te treden daar waar nodig is.
- Door een goede timing voorkomt de leraar een te laat en verkeerd ingrijpen.
- Niet efficiënte leraren laten ongewenst en storend gedrag te lang aanslepen, waardoor het moeilijk
wordt om het volledig te stoppen. Door een onjuiste inschatting van de situatie nemen zijn foute
beslissingen of straffen ze de verkeerde leerling.
Termen gedrag leraar = ‘ in de gaten houden’: monitoring en visual scanning, eye contact en group
scanning, withitness en actieve supervisie.