Hoofdstuk 2 – Taalhandelingen
2.1 – Inleiding
Theorieën van Austin, Searle en Grice vallen binnen de traditie van de Ordinary Language Philosophy, de
filosofie van de alledaagse taal. Ging voornamelijk om constatieven: zinnen waarmee een uitspraak over de
werkelijkheid wordt gedaan. De vraag of deze zinnen waar of niet waar zijn wordt omschreven in
waarheidscondities.
2.2 – De taalhandelingstheorie van Austin en Searle
Britse filosoof John Austin – boek n.a.v. zijn lectures: How to do things with words. Hij hield zich bezig met de
vraag wat mensen met taal doen. Austin: taal wordt niet alleen gebruikt om uitspraken over de werkelijkheid
te doen (constatieven). Taal wordt ook gebruikt:
Om dingen mee te doen
Handelingen mee uit te voeren: een belofte doen, een kind dopen, een vraag stellen, iemand
complimenteren enz.
Begin onderzoek Austin – performatieve werkwoorden: werkwoorden die aanduiden welke handelingen
sprekers uitvoeren als ze iets zeggen. Voorwaarde: de spreker moet het werkwoord onder de juiste
omstandigheden gebruiken. Is een uiting een belofte? parafraseerbaar: ‘hierbij beloof ik dat …’ =
performatieve formule, bevat:
‘hierbij’
Een expliciet performatief werkwoord
Staat in tegenwoordige tijd
Heeft ‘ik’ als persoonsvorm
Sommige performatieven kunnen alleen succesvol worden uitgevoerd door bepaalde personen in bepaalde
situaties: rechter iemand veroordelen met de woorden ‘Ik veroordeel u tot tien jaar celstraf.’
Voorwaarden om performatief deugdelijk uit te voeren:
Voorwaarde A1: algemeen geaccepteerde conventionele procedure die inhoudt dat een bepaalde
persoon onder bepaalde omstandigheden bepaalde woorden uitspreekt, en die een bepaald
conventioneel effect (openen vergadering door voorzitter, veroordelen tot celstraf door rechter)
hebben.
Voorwaarde A2: personen die betrokken zijn bij de performatief en bij de omstandigheden waarin de
uitvoering ervan plaatsvindt, moeten geschikt zijn om de procedure te doen plaatsvinden. Vb.
veroordeling: verdachte en advocaat in rechtbank.
Voorwaarde B1 en B2: procedure moet door alle betrokkenen correct (1) en volledig (2) worden
uitgevoerd. Vb. vaste procedures in rechtszitting.
Voorwaarde C1 en C2: degenen die betrokken zijn bij de procedure moeten de daarvoor vereiste
gedachten en gevoelens daadwerkelijk bezitten, en moeten de intentie hebben de consequenties op
zich te nemen die voortvloeien uit het gedrag van de betrokkenen (C1). En de betrokkenen moeten
zich daadwerkelijk op de vereiste wijze gedragen (C2).
Austin stelt eerst dat deze voorwaarden voldoende zijn om performatieven van constatieven te onderscheiden,
maar later algemene taalhandelingstheorie: illocutionaire handelingen: welke voorwaarden voordat
handeling geslaagd is?
Iets zeggen = drie soorten handelingen:
1. Locutionaire handeling: spreker produceert combinatie van woorden met bepaalde betekenis.
2. Illocutionaire handeling: spreker geeft woorden bepaalde intentie/communicatieve strekking.
3. Perlocutionaire handeling: spreker bewerkstelligt iets bij de hoorder: vb. hoorder is gewaarschuwd.