Assignment 1
Filosofie en Psychologie
2729453
a) Een eerste mistranslatie van de studie van Hoogman et al. naar het grote publiek was
dat de verschillen in de grootte van hersengebieden tussen ADHD’ers en
neurotypische mensen sterk werden overdreven. Volgens de onderzoekers beschikten
de individuen met ADHD over een lager hersenvolume dan de controlegroep. Echter
was de effectgrootte in hun onderzoek erg klein.
Het grootste verschil werd gevonden bij de accumbens; in dit hersengebied was de
Cohens d maar .19, wat inhoudt dat bij 58% van de ADHD-groep een lager
hersenvolume in dit gebied gevonden werd dan bij de controlegroep. De
distributiecurves overlapten dan ook voor 92%. De bewering van de onderzoekers
over het verschil in hersenvolume tussen de ADHD-groep en de controlegroep werd
dan ook ten onrechte gedaan.
Een tweede mistranslatie was dat het zogezegde verschil in hersenvolume
gegeneraliseerd werd naar een kenmerkend teken van ADHD. De onderzoekers
stelden dat hersengebieden kleiner waren in individuen met ADHD vergeleken met
een controlegroep. Dit zou betekenen dat alle personen met ADHD in het onderzoek
een lager hersenvolume zouden hebben dan het gemiddelde hersenvolume in de
controlegroep. Gezien de distributiecurves van de ADHD-groep en de controlegroep
bijna volledig overlapten, is deze generalisering incorrect. Er zou enkel gesteld kunnen
worden dat sommige individuen met ADHD een lager hersenvolume hadden dan de
individuen in de controlegroep. Een verschil in hersenvolume kan op basis van deze
onderzoeksresultaten niet gezien worden als een kenmerk van ADHD.
b) Neurodiversiteit is volgens John Elder Robison het idee dat neurologische verschillen
veroorzaakt worden door natuurlijke variatie in het menselijk genoom. Volgens hem
komen deze variaties al sinds het begin van de mensheid voor.
De manier van denken en doen van mensen met bijvoorbeeld ADHD of autisme is
volgens het idee van neurodiversiteit niet slechter of beter, maar enkel anders. De
Filosofie en Psychologie
2729453
a) Een eerste mistranslatie van de studie van Hoogman et al. naar het grote publiek was
dat de verschillen in de grootte van hersengebieden tussen ADHD’ers en
neurotypische mensen sterk werden overdreven. Volgens de onderzoekers beschikten
de individuen met ADHD over een lager hersenvolume dan de controlegroep. Echter
was de effectgrootte in hun onderzoek erg klein.
Het grootste verschil werd gevonden bij de accumbens; in dit hersengebied was de
Cohens d maar .19, wat inhoudt dat bij 58% van de ADHD-groep een lager
hersenvolume in dit gebied gevonden werd dan bij de controlegroep. De
distributiecurves overlapten dan ook voor 92%. De bewering van de onderzoekers
over het verschil in hersenvolume tussen de ADHD-groep en de controlegroep werd
dan ook ten onrechte gedaan.
Een tweede mistranslatie was dat het zogezegde verschil in hersenvolume
gegeneraliseerd werd naar een kenmerkend teken van ADHD. De onderzoekers
stelden dat hersengebieden kleiner waren in individuen met ADHD vergeleken met
een controlegroep. Dit zou betekenen dat alle personen met ADHD in het onderzoek
een lager hersenvolume zouden hebben dan het gemiddelde hersenvolume in de
controlegroep. Gezien de distributiecurves van de ADHD-groep en de controlegroep
bijna volledig overlapten, is deze generalisering incorrect. Er zou enkel gesteld kunnen
worden dat sommige individuen met ADHD een lager hersenvolume hadden dan de
individuen in de controlegroep. Een verschil in hersenvolume kan op basis van deze
onderzoeksresultaten niet gezien worden als een kenmerk van ADHD.
b) Neurodiversiteit is volgens John Elder Robison het idee dat neurologische verschillen
veroorzaakt worden door natuurlijke variatie in het menselijk genoom. Volgens hem
komen deze variaties al sinds het begin van de mensheid voor.
De manier van denken en doen van mensen met bijvoorbeeld ADHD of autisme is
volgens het idee van neurodiversiteit niet slechter of beter, maar enkel anders. De