VOORBEREIDING
DEBRIEFING
PERFORMANCE
ASSESSMENT 1
Floor van Echtelt – 2022/2023
0
,Inhoud
BEOORDELINGSFORMULIER DEBRIEFING...........................................................................................2
Voorbereiding Performance Assessment 1............................................................................................4
Algemene kennis:...............................................................................................................................4
Casus 1 Chris Hall:...................................................................................................................................5
Opvallende thema’s:...........................................................................................................................5
Disfunctionele orgaansystemen Chris:...............................................................................................5
(Psycho)sociale problemen.................................................................................................................5
Probleem/ diagnose stellen................................................................................................................6
Interventies........................................................................................................................................6
Casus 2 Hadi Mahi:.................................................................................................................................7
Opvallende thema’s:...........................................................................................................................7
Disfunctionele orgaansystemen Hadi:................................................................................................7
(Psycho)sociale problemen.................................................................................................................7
Probleem/ diagnose stellen................................................................................................................8
Interventies........................................................................................................................................8
Casus 3 Anne Ypma:...............................................................................................................................9
Opvallende thema’s:...........................................................................................................................9
Disfunctionele orgaansystemen Anne:...............................................................................................9
(Psycho)sociale problemen:................................................................................................................9
Probleem/ diagnose stellen................................................................................................................9
Interventies......................................................................................................................................10
Casus 4 Marijn Dili:...............................................................................................................................11
Opvallende thema’s:.........................................................................................................................11
Disfunctionele orgaansystemen Marijn:...........................................................................................11
(Psycho)sociale problemen:..............................................................................................................11
Probleem/ diagnose stellen..............................................................................................................11
Interventies:.....................................................................................................................................12
1
,BEOORDELINGSFORMULIER DEBRIEFING
Onderdeel 3: debriefing (totaal 34 punten)
3.1 Evalueren op het gesprek en handeling
Weging % Criteria ++ +/- --
(6,5 punten) (3,5 punt) (0 punten)
De student: De student: De student:
Totaal 6,5 A. benoemt meer dan benoemt twee benoemt één of
punten Opvallende twee opvallende opvallende relevante geen opvallende
punten uit het relevante geobserveerde relevante
gesprek en geobserveerde punten uit de geobserveerde
handeling punten uit de handelingen of het punten uit de
benoemen handelingen of het gesprek en licht dit handelingen of het
gesprek en licht dit toe. gesprek en/of weet
toe. deze punten niet toe
te lichten.
3.2 Reflecteren op de situatie en zichzelf
Weging % Criteria ++ +/- --
(2,5 punten) (1,25 punten) (0 punten)
De student: De student: De student:
Totaal 7,5 A. kan meer dan twee kan twee positieve kan één of geen
punten Positieve punten positieve punten punten over het positieve punten
over het eigen eigen gedrag over het eigen
gedrag benoemen benoemen en gedrag benoemen
en toelichten toelichten waarom en/of toelichten.
waarom deze goed deze goed gingen.
gingen.
B. benoemt en benoemt en benoemt geen
Onderzoek en beargumenteert beargumenteert één veranderpunt(en) of
Veranderpunten minimaal twee veranderpunt ten voldoet aan geen
veranderpunten ten aanzien van het van onderstaande
aanzien van het eigen gedrag punten ten aanzien
eigen gedrag en en voldoet aan één van de
voldoet aan beide van onderstaande veranderpunten:
onderstaande punten: 1. verschillende
punten: 1. verschillende mogelijkheden om
1. verschillende mogelijkheden om deze te
mogelijkheden om deze te onderzoeken
deze te onderzoeken 2. kan toelichten
onderzoeken 2. kan toelichten hoe hij/zij het de
2. kan toelichten hoe hij/zij het de volgende keer kan
hoe hij/zij het de volgende keer kan aanpakken.
volgende keer kan aanpakken.
aanpakken.
C. legt bij de positieve legt bij de positieve legt bij de positieve
Focus van en veranderpunten en veranderpunten en veranderpunten
reflectie de focus van de de focus van de de focus buiten
reflectie bij alle reflectie bij zichzelf zichzelf.
mogelijke factoren. en de situatie van de
zorgvrager.
2
,3.3 Klinisch redeneren/verpleegkundig proces
Weging % Criteria ++ +/- --
(4 punten) (2 punten) (0 punten)
De student: De student: De student:
Totaal 20 A. kan alle verzamelde kan gedeeltelijk de kan de verzamelde
punten Gegevens gegevens uit de verzamelde gegevens uit de
verzamelen performance gegevens uit de performance
ordenen, prioriteren performance onvoldoende
en toelichten. ordenen, prioriteren prioriteren en of
en gedeeltelijk ordenen of licht dit
toelichten. niet toe.
B. kan twee kan één kan geen
Anatomie en disfunctionele disfunctioneel disfunctioneel
fysiologie / orgaansystemen orgaansysteem orgaansysteem
zorgthema’s* benoemen, benoemen en benoemen of kan dit
toelichten en toelichten passend niet toelichten
prioriteren passend bij de casus. passend bij de
*benaming volgens bij de casus. casus.
Bakker. Zorgthema’s
zijn disfunctionele
orgaansystemen.
C. kan twee of meer kan één kan geen
(Psycho)sociale (psycho)sociale (psycho)sociaal (psycho)sociaal
factoren problemen probleem benoemen probleem benoemen
benoemen en de en de ernst of kan de ernst niet
ernst inschatten. inschatten. inschatten.
D. kan drie of meer kan één of twee kan geen
Probleem/ verpleegproblemen verpleegproblemen verpleegproblemen
diagnose en/of diagnoses en/of diagnoses en/of diagnoses
vaststellen formuleren, formuleren en formuleren.
prioriteren en prioriteren, maar kan
beargumenteren dit niet
door middel van een beargumenteren
PES. door middel van een
PES.
E. kan drie of meer kan één of twee kan geen
Interventies verpleegkundige verpleegkundige interventies en/of
benoemen interventies interventies geen psychosociale
benoemen en benoemen waarvan interventies
prioriteren, waarvan één psychosociale benoemen.
twee psychosociale interventie.
interventies.
3
,Voorbereiding Performance Assessment 1
Algemene kennis:
Regel van vijf:
1. Heb je het juiste medicijn?
2. Heb je de juiste patiënt?
3. Is dit het juiste tijdstip?
4. Wat is de juiste toedieningswijze?
5. Wat is de juiste dosering?
Hartfrequentie: tussen de 60-100 per minuut. Gemiddeld = 72. Bij vrouwen is de frequentie iets
hoger dan bij mannen. Tachycardie >100 hartslagen p/m. <60 = bradycardie.
Gaasje van wond controleren op:
Geur
Kleur
Hoeveelheid wondvocht
TIME wond:
Tissue = dood weefsel? nee
Infection = aanwezigheid infectie? nee
Moisture = is de wond te vochtig of te doog nee, vochtbalans is goed
Edge = wondranden intact? ja
Symptomen hyper/ hypo:
Hypo (bloedsuiker te laag) Hyper (bloedsuiker te hoog)
Bleek zien Rood zien
Zweten Misselijkheid
Trillen Overgeven
Hartkloppingen Troebel zien
Hoofdpijn Lusteloosheid
Duizeligheid Duizeligheid
Vermoeidheid Vermoeidheid
Geen concentratie Geen concentratie
Vreemd gedrag (agressief, lacherig) Vreemd gedrag (agressief, lacherig)
Honger Erge honger of juist geen honger
Flauwvallen Dorst
Veel plassen
Lastig ademhalen
Adem ruikt naar aceton
Flauwvallen
4
,Casus 1 Chris Hall:
Stagiaire op de afdeling cardiologie
Opvallende thema’s:
Hartinfarct
Hartstilstand succesvol gereanimeerd
Gedotterd
Antistolling via injectie
Schaafwond re bovenarm
Mag volgende dag met ontslag
Veel behoefte om te praten
Onzeker over lichaam/ wantrouwen
Getrouwd
Twee kinderen
Leraar Engels, veel stress
Weinig ontspanning
Disfunctionele orgaansystemen Chris:
1. Afweersysteem Chris heeft een schaafwond op zijn/haar bovenarm overgehouden aan de
val tijdens het hartinfarct. Het bloed zal eerst stollen. Vervolgens ruimen witte bloedcellen
dode cellen op en maken bacteriën onschadelijk. De huid is onderdeel van het aspecifieke
afweersysteem en richt zich op alle ziekteverwekkers. Er vindt fagocytose plaats. Een
macrofaag eet ziekteverwekkers op, deze is aspecifiek. Er is ook specifieke immuniteit, de T-
cellen.
2. Cardiovasculair systeem Chris heeft een hartinfarct doorgemaakt. Het disfunctionele
orgaansysteem dat hierbij hoort is het cardiovasculair systeem. Dit systeem zorgt voor het
transport van zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen via het bloed door het hele lichaam.
Chris is na de hartstilstand gedotterd. Een hartinfarct zorgt ervoor dat een deel van het hart
beschadigd raakt door een verstopping van een bloedvat. Het hart krijgt hierdoor te weinig
zuurstof en dit veroorzaakt een hartstilstand.
(Psycho)sociale problemen
1. Onzekerheid Chris is erg onzeker over zijn/ haar eigen lichaam geworden na het
hartinfarct. Chris weet niet of het nog een keer zal gebeuren, dit maakt de onzekerheid
groter. Dit probleem is ernstig omdat Chris onwetend is en behoefte heeft aan meer
informatie over een hartinfarct en de mogelijke oorzaken/ gevolgen.
2. Stress Chris ervaart op zijn/ haar werk veel stress. Door al deze stress heeft hij/zij weinig
ruimte voor ontspanning. Dit probleem heeft een grote ernst omdat hevige stress de kans
op een hartinfarct vergoot.
5
, Probleem/ diagnose stellen
(UITVRAGEN IN GESPREK!!!)
1. Hartinfarct
P: hartstilstand
E: hartinfarct, veel stress op werk
S: weinig tijd voor ontspanning, gestrestst
2. Wond
P: schaafwond op re bovenarm
E: val tijdens hartinfarct
S: de wond is te zien op de arm. Gevallen tijdens buitenbewustzijn.
3. Onzekerheid
P: onzekerheid
E: hartstilstand
S: onwetendheid over garanties en toekomst, geeft aan onzeker te zijn, stelt veel vragen, wil
veel informatie
Interventies
1. Inschakelen van maatschappelijk werk, om te praten. Als Chris dit aangeeft fijn te vinden.
2. Meer informatie geven over oorzaken en gevolgen bij een hartinfarct om de onzekerheid te
verminderen.
3. Ervoor zorgen dat Chris minder stress gaat ervaren. Dit kan door in overleg te gaan met de
werkgever of een tijd te stoppen met werken.
6
DEBRIEFING
PERFORMANCE
ASSESSMENT 1
Floor van Echtelt – 2022/2023
0
,Inhoud
BEOORDELINGSFORMULIER DEBRIEFING...........................................................................................2
Voorbereiding Performance Assessment 1............................................................................................4
Algemene kennis:...............................................................................................................................4
Casus 1 Chris Hall:...................................................................................................................................5
Opvallende thema’s:...........................................................................................................................5
Disfunctionele orgaansystemen Chris:...............................................................................................5
(Psycho)sociale problemen.................................................................................................................5
Probleem/ diagnose stellen................................................................................................................6
Interventies........................................................................................................................................6
Casus 2 Hadi Mahi:.................................................................................................................................7
Opvallende thema’s:...........................................................................................................................7
Disfunctionele orgaansystemen Hadi:................................................................................................7
(Psycho)sociale problemen.................................................................................................................7
Probleem/ diagnose stellen................................................................................................................8
Interventies........................................................................................................................................8
Casus 3 Anne Ypma:...............................................................................................................................9
Opvallende thema’s:...........................................................................................................................9
Disfunctionele orgaansystemen Anne:...............................................................................................9
(Psycho)sociale problemen:................................................................................................................9
Probleem/ diagnose stellen................................................................................................................9
Interventies......................................................................................................................................10
Casus 4 Marijn Dili:...............................................................................................................................11
Opvallende thema’s:.........................................................................................................................11
Disfunctionele orgaansystemen Marijn:...........................................................................................11
(Psycho)sociale problemen:..............................................................................................................11
Probleem/ diagnose stellen..............................................................................................................11
Interventies:.....................................................................................................................................12
1
,BEOORDELINGSFORMULIER DEBRIEFING
Onderdeel 3: debriefing (totaal 34 punten)
3.1 Evalueren op het gesprek en handeling
Weging % Criteria ++ +/- --
(6,5 punten) (3,5 punt) (0 punten)
De student: De student: De student:
Totaal 6,5 A. benoemt meer dan benoemt twee benoemt één of
punten Opvallende twee opvallende opvallende relevante geen opvallende
punten uit het relevante geobserveerde relevante
gesprek en geobserveerde punten uit de geobserveerde
handeling punten uit de handelingen of het punten uit de
benoemen handelingen of het gesprek en licht dit handelingen of het
gesprek en licht dit toe. gesprek en/of weet
toe. deze punten niet toe
te lichten.
3.2 Reflecteren op de situatie en zichzelf
Weging % Criteria ++ +/- --
(2,5 punten) (1,25 punten) (0 punten)
De student: De student: De student:
Totaal 7,5 A. kan meer dan twee kan twee positieve kan één of geen
punten Positieve punten positieve punten punten over het positieve punten
over het eigen eigen gedrag over het eigen
gedrag benoemen benoemen en gedrag benoemen
en toelichten toelichten waarom en/of toelichten.
waarom deze goed deze goed gingen.
gingen.
B. benoemt en benoemt en benoemt geen
Onderzoek en beargumenteert beargumenteert één veranderpunt(en) of
Veranderpunten minimaal twee veranderpunt ten voldoet aan geen
veranderpunten ten aanzien van het van onderstaande
aanzien van het eigen gedrag punten ten aanzien
eigen gedrag en en voldoet aan één van de
voldoet aan beide van onderstaande veranderpunten:
onderstaande punten: 1. verschillende
punten: 1. verschillende mogelijkheden om
1. verschillende mogelijkheden om deze te
mogelijkheden om deze te onderzoeken
deze te onderzoeken 2. kan toelichten
onderzoeken 2. kan toelichten hoe hij/zij het de
2. kan toelichten hoe hij/zij het de volgende keer kan
hoe hij/zij het de volgende keer kan aanpakken.
volgende keer kan aanpakken.
aanpakken.
C. legt bij de positieve legt bij de positieve legt bij de positieve
Focus van en veranderpunten en veranderpunten en veranderpunten
reflectie de focus van de de focus van de de focus buiten
reflectie bij alle reflectie bij zichzelf zichzelf.
mogelijke factoren. en de situatie van de
zorgvrager.
2
,3.3 Klinisch redeneren/verpleegkundig proces
Weging % Criteria ++ +/- --
(4 punten) (2 punten) (0 punten)
De student: De student: De student:
Totaal 20 A. kan alle verzamelde kan gedeeltelijk de kan de verzamelde
punten Gegevens gegevens uit de verzamelde gegevens uit de
verzamelen performance gegevens uit de performance
ordenen, prioriteren performance onvoldoende
en toelichten. ordenen, prioriteren prioriteren en of
en gedeeltelijk ordenen of licht dit
toelichten. niet toe.
B. kan twee kan één kan geen
Anatomie en disfunctionele disfunctioneel disfunctioneel
fysiologie / orgaansystemen orgaansysteem orgaansysteem
zorgthema’s* benoemen, benoemen en benoemen of kan dit
toelichten en toelichten passend niet toelichten
prioriteren passend bij de casus. passend bij de
*benaming volgens bij de casus. casus.
Bakker. Zorgthema’s
zijn disfunctionele
orgaansystemen.
C. kan twee of meer kan één kan geen
(Psycho)sociale (psycho)sociale (psycho)sociaal (psycho)sociaal
factoren problemen probleem benoemen probleem benoemen
benoemen en de en de ernst of kan de ernst niet
ernst inschatten. inschatten. inschatten.
D. kan drie of meer kan één of twee kan geen
Probleem/ verpleegproblemen verpleegproblemen verpleegproblemen
diagnose en/of diagnoses en/of diagnoses en/of diagnoses
vaststellen formuleren, formuleren en formuleren.
prioriteren en prioriteren, maar kan
beargumenteren dit niet
door middel van een beargumenteren
PES. door middel van een
PES.
E. kan drie of meer kan één of twee kan geen
Interventies verpleegkundige verpleegkundige interventies en/of
benoemen interventies interventies geen psychosociale
benoemen en benoemen waarvan interventies
prioriteren, waarvan één psychosociale benoemen.
twee psychosociale interventie.
interventies.
3
,Voorbereiding Performance Assessment 1
Algemene kennis:
Regel van vijf:
1. Heb je het juiste medicijn?
2. Heb je de juiste patiënt?
3. Is dit het juiste tijdstip?
4. Wat is de juiste toedieningswijze?
5. Wat is de juiste dosering?
Hartfrequentie: tussen de 60-100 per minuut. Gemiddeld = 72. Bij vrouwen is de frequentie iets
hoger dan bij mannen. Tachycardie >100 hartslagen p/m. <60 = bradycardie.
Gaasje van wond controleren op:
Geur
Kleur
Hoeveelheid wondvocht
TIME wond:
Tissue = dood weefsel? nee
Infection = aanwezigheid infectie? nee
Moisture = is de wond te vochtig of te doog nee, vochtbalans is goed
Edge = wondranden intact? ja
Symptomen hyper/ hypo:
Hypo (bloedsuiker te laag) Hyper (bloedsuiker te hoog)
Bleek zien Rood zien
Zweten Misselijkheid
Trillen Overgeven
Hartkloppingen Troebel zien
Hoofdpijn Lusteloosheid
Duizeligheid Duizeligheid
Vermoeidheid Vermoeidheid
Geen concentratie Geen concentratie
Vreemd gedrag (agressief, lacherig) Vreemd gedrag (agressief, lacherig)
Honger Erge honger of juist geen honger
Flauwvallen Dorst
Veel plassen
Lastig ademhalen
Adem ruikt naar aceton
Flauwvallen
4
,Casus 1 Chris Hall:
Stagiaire op de afdeling cardiologie
Opvallende thema’s:
Hartinfarct
Hartstilstand succesvol gereanimeerd
Gedotterd
Antistolling via injectie
Schaafwond re bovenarm
Mag volgende dag met ontslag
Veel behoefte om te praten
Onzeker over lichaam/ wantrouwen
Getrouwd
Twee kinderen
Leraar Engels, veel stress
Weinig ontspanning
Disfunctionele orgaansystemen Chris:
1. Afweersysteem Chris heeft een schaafwond op zijn/haar bovenarm overgehouden aan de
val tijdens het hartinfarct. Het bloed zal eerst stollen. Vervolgens ruimen witte bloedcellen
dode cellen op en maken bacteriën onschadelijk. De huid is onderdeel van het aspecifieke
afweersysteem en richt zich op alle ziekteverwekkers. Er vindt fagocytose plaats. Een
macrofaag eet ziekteverwekkers op, deze is aspecifiek. Er is ook specifieke immuniteit, de T-
cellen.
2. Cardiovasculair systeem Chris heeft een hartinfarct doorgemaakt. Het disfunctionele
orgaansysteem dat hierbij hoort is het cardiovasculair systeem. Dit systeem zorgt voor het
transport van zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen via het bloed door het hele lichaam.
Chris is na de hartstilstand gedotterd. Een hartinfarct zorgt ervoor dat een deel van het hart
beschadigd raakt door een verstopping van een bloedvat. Het hart krijgt hierdoor te weinig
zuurstof en dit veroorzaakt een hartstilstand.
(Psycho)sociale problemen
1. Onzekerheid Chris is erg onzeker over zijn/ haar eigen lichaam geworden na het
hartinfarct. Chris weet niet of het nog een keer zal gebeuren, dit maakt de onzekerheid
groter. Dit probleem is ernstig omdat Chris onwetend is en behoefte heeft aan meer
informatie over een hartinfarct en de mogelijke oorzaken/ gevolgen.
2. Stress Chris ervaart op zijn/ haar werk veel stress. Door al deze stress heeft hij/zij weinig
ruimte voor ontspanning. Dit probleem heeft een grote ernst omdat hevige stress de kans
op een hartinfarct vergoot.
5
, Probleem/ diagnose stellen
(UITVRAGEN IN GESPREK!!!)
1. Hartinfarct
P: hartstilstand
E: hartinfarct, veel stress op werk
S: weinig tijd voor ontspanning, gestrestst
2. Wond
P: schaafwond op re bovenarm
E: val tijdens hartinfarct
S: de wond is te zien op de arm. Gevallen tijdens buitenbewustzijn.
3. Onzekerheid
P: onzekerheid
E: hartstilstand
S: onwetendheid over garanties en toekomst, geeft aan onzeker te zijn, stelt veel vragen, wil
veel informatie
Interventies
1. Inschakelen van maatschappelijk werk, om te praten. Als Chris dit aangeeft fijn te vinden.
2. Meer informatie geven over oorzaken en gevolgen bij een hartinfarct om de onzekerheid te
verminderen.
3. Ervoor zorgen dat Chris minder stress gaat ervaren. Dit kan door in overleg te gaan met de
werkgever of een tijd te stoppen met werken.
6
