1841: 1e krankzinnigenwet
Rond 1850 was de Verlichting(mensen denken)
1884: 2e krankzinnigenwet
1874 – Kinderwetje van Van Houten
1901 – Leerplichtwet = kinderen naar school en 6 jaar onderwijs.
1901- De Ongevallenwet = verplichte verzekering door loonderving vanwege arbeidsongeschikt.
1902 – Woningwet
1912 – Armenwet = regelde dat de overheid niet ingreep.
1920 – onderwijswet
1930 – Ziektewet
1947 - Noodwet
1952 – Werkloosheidswet
1957 – de Algemene ouderdomswet (AOW)
1962- Piet Thoenes introduceerde het begrip ‘’verzorgingsstaat’’.
1965 – de Algemene bijstandswet (verving Armenwet)
1966 – Ziekenfondswet = dekt ziektekosten van mensen met een laag-en middelinkomen.
1967 – de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (verving Ongevallenwet)
1968 – de Algemene wet bijzondere ziektekosten = bedoelt om medische behandelen te financieren
omdat ze te duur waren om te verzekeren.
1988 – de Wet op jeugdhulpverlening
1994 – Wet bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz)
= een maatschappijvorm, die gekenmerkt wordt een op democratische leest geschoeid systeem van
overheidszorg, dat zich – bij handhaving van het kapitalistische productiesysteem – garant stelt voor
het collectieve sociale welzijn van haar onderdanen.
2007- WMO
Hoofdstuk 1: De Nederlandse verzorgingsstaat
De eigentijdse definitie van de verzorgingsstaat door Wilterdink en Van Heerikhuizen:
= een stelsel waarin de overheid zich garant stelt voor noodzakelijk geachte materiële en immateriële
voorzieningen voor alle burgers.
1. Duidelijk dat de overheid zich garant stelt, overheid produceert of verdeelt niet wat er nodig
is, maar staan wel klaar voor wat er gebeurd.
2. Het maakt duidelijk dat het niet alleen gaat om materiële maar ook om immateriële
voorzieningen.
Materiële=stoffelijk, niet geestelijk
Immateriële= goederen in de zien van diensten en recht
3. Geeft ruimte voor toekomst ontwikkelingen en verschillen in (politieke) opvattingen.
In de ontwikkelingslogica onderscheiden ze 4 fasen:
1. Eerste aanzet. Voor loonarbeiders kwam er een verzekering bij ziektes, ongevallen etc.
2. Doelgroep verbreding. Naast industriële loonarbeiders kwamen er meer verzekeringen en zelf
tot mensen die niet in loondienst werken.
In fase 1 en 2 staat het tegengaan van armoede centraal.
1