Bij de strafrechtelijke aansprakelijkheid van overheidsinstanties, wordt onderscheid
gemaakt tussen de rijksoverheid en lagere overheden.
Rijksoverheid: De Staat der Nederlanden heeft algehele strafrechtelijke immuniteit. Voor de
handelingen van de Staat zijn ministers en staatssecretarissen in het algemeen
verantwoording schuldig aan de Staten-Generaal. Ze kunnen ook strafrechtelijk worden
vervolgd in het geval van ambtsmisdrijven.
“Met dit stelsel strookt niet dat de Staat zelf voor zijn handelingen strafrechtelijk
aansprakelijk kan worden gesteld.”
Lagere overheden: zoals de gemeente of een provincie, hadden lange tijd eveneens een
strafrechtelijke immuniteit, met name als het strafbare feit was begaan bij de behartiging
van een specifieke bestuurstaak die bij de wet aan dat openbaar lichaam was toegedragen.
Bij ‘specifieke overheidstaken’ dient de overheid niet via de strafrechter te worden
gecontroleerd, maar via vertegenwoordigende organen zoals de Tweede Kamer en de
gemeenteraad.
Hoofdstuk 5: Strafprocesrecht
5.1 Inleiding
Materiele strafrecht: bepaalt wat een burger, ondernemer of overheid niet mag doen. (H4)
Formele strafrecht: het strafprocesrecht. (H5)
De strafrechtsketen: politie, openbaar ministerie, strafrechter
5.2 Belangrijke onderscheidingen en beginselen
5.2.1 Misdrijven en overtredingen
Belangrijk onderscheid tussen misdrijven en overtredingen.
Misdrijven betreffen in de regel ernstiger feiten dan overtredingen en ze kennen ook een
hoger strafmaximum. Daarnaast zijn de verjaringstermijnen veel langer.
Binnen misdrijven is er nog een onderscheid tussen: ernstige misdrijven en minder ernstige
misdrijven.
Als het om een ernstig misdrijf gaat, kunnen de politie en het Openbaar Ministerie (OM)
tijdens de opsporing en vervolging gebruikmaken van veel meer dwangmiddelen, zoals het
afluisteren van telefoongesprekken en inkijkoperaties.
5.2.2 Openbaarheid van het strafproces
Het strafproces is in beginsel openbaar. Dat wil zeggen dat de zittingen waarin de strafzaak
wordt behandeld, voor iedereen toegankelijk zijn en dat de rechter het vonnis mondeling in
, het openbaar uitspreekt. Maar de kinderrechter niet openbaar, omdat het gaat om een
minderjarige.
De rechter kan de aanwezige personen laten verwijderen (incl. de verdachte) wanneer zij
het ordelijk verloop van het strafproces verstoren.
De openbaarheid uit zich ook op een andere punt: alle betrokkenen krijgen de beschikking
over dezelfde stukken; ook de verdachte krijgt een compleet dossier.
5.2.3 Legaliteitsbeginsel
In het strafrecht geldt dat iemand slechts kan worden veroordeeld indien voorafgaand aan
het handelen reeds strafbaar was gesteld.
Er zijn twee redenen voor onzekerheid over het beginsel: de eerste dat er sprake is van veel
‘open begrippen’ die kunnen op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. De
tweede reden is dat de officier van justitie kan handeling onder verschillende artikelen van
het wetboek brengen.
1. Ne bis in idem-beginsel: houdt in dat iemand maar 1 keer voor een en hetzelfde
strafbare feit mag worden vervolgd en dus niet twee keer voor hetzelfde feit.
2. Una via-beginsel: houdt in dat het recht tot strafvordering vervalt indien het
overheidsorgaan ter zake van hetzelfde feit reeds een boete heeft opgelegd, of uit
zijn handelen blijkt dat het orgaan voornemens is dat te doen.
5.3 Relatie met het bestuursrecht
Vroeger waren er veel en veelvoorkomende gedragingen in het verkeer die binnen de sfeer
van het strafrecht vielen en daarmee werd het strafrechtelijke systeem enorm belast.
Daarom werd de “Wet Mulder” gemaakt om deze gedragingen uit het strafrecht te
halen en uiteindelijk werd deze Wet de Wet administratiefrechtelijke handhaving
verkeersvoorschriften (WAHV) gemaakt.
WAHV-overtredingen worden via het Centraal Justitieel Incasso Bureau bestuurlijk
afgewikkeld.
Belangrijk om te weten dat de WAHV geen strafrechtelijke procedure is.
5.4 Fasen van strafrechtelijk onderzoek
Het onderzoek naar strafbare feiten kent 2 fasen:
Eerste fase: het voorbereidend onderzoek
Tweede fase: het onderzoek ter terechtzitting (= eindonderzoek/hoofdonderzoek)
gemaakt tussen de rijksoverheid en lagere overheden.
Rijksoverheid: De Staat der Nederlanden heeft algehele strafrechtelijke immuniteit. Voor de
handelingen van de Staat zijn ministers en staatssecretarissen in het algemeen
verantwoording schuldig aan de Staten-Generaal. Ze kunnen ook strafrechtelijk worden
vervolgd in het geval van ambtsmisdrijven.
“Met dit stelsel strookt niet dat de Staat zelf voor zijn handelingen strafrechtelijk
aansprakelijk kan worden gesteld.”
Lagere overheden: zoals de gemeente of een provincie, hadden lange tijd eveneens een
strafrechtelijke immuniteit, met name als het strafbare feit was begaan bij de behartiging
van een specifieke bestuurstaak die bij de wet aan dat openbaar lichaam was toegedragen.
Bij ‘specifieke overheidstaken’ dient de overheid niet via de strafrechter te worden
gecontroleerd, maar via vertegenwoordigende organen zoals de Tweede Kamer en de
gemeenteraad.
Hoofdstuk 5: Strafprocesrecht
5.1 Inleiding
Materiele strafrecht: bepaalt wat een burger, ondernemer of overheid niet mag doen. (H4)
Formele strafrecht: het strafprocesrecht. (H5)
De strafrechtsketen: politie, openbaar ministerie, strafrechter
5.2 Belangrijke onderscheidingen en beginselen
5.2.1 Misdrijven en overtredingen
Belangrijk onderscheid tussen misdrijven en overtredingen.
Misdrijven betreffen in de regel ernstiger feiten dan overtredingen en ze kennen ook een
hoger strafmaximum. Daarnaast zijn de verjaringstermijnen veel langer.
Binnen misdrijven is er nog een onderscheid tussen: ernstige misdrijven en minder ernstige
misdrijven.
Als het om een ernstig misdrijf gaat, kunnen de politie en het Openbaar Ministerie (OM)
tijdens de opsporing en vervolging gebruikmaken van veel meer dwangmiddelen, zoals het
afluisteren van telefoongesprekken en inkijkoperaties.
5.2.2 Openbaarheid van het strafproces
Het strafproces is in beginsel openbaar. Dat wil zeggen dat de zittingen waarin de strafzaak
wordt behandeld, voor iedereen toegankelijk zijn en dat de rechter het vonnis mondeling in
, het openbaar uitspreekt. Maar de kinderrechter niet openbaar, omdat het gaat om een
minderjarige.
De rechter kan de aanwezige personen laten verwijderen (incl. de verdachte) wanneer zij
het ordelijk verloop van het strafproces verstoren.
De openbaarheid uit zich ook op een andere punt: alle betrokkenen krijgen de beschikking
over dezelfde stukken; ook de verdachte krijgt een compleet dossier.
5.2.3 Legaliteitsbeginsel
In het strafrecht geldt dat iemand slechts kan worden veroordeeld indien voorafgaand aan
het handelen reeds strafbaar was gesteld.
Er zijn twee redenen voor onzekerheid over het beginsel: de eerste dat er sprake is van veel
‘open begrippen’ die kunnen op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. De
tweede reden is dat de officier van justitie kan handeling onder verschillende artikelen van
het wetboek brengen.
1. Ne bis in idem-beginsel: houdt in dat iemand maar 1 keer voor een en hetzelfde
strafbare feit mag worden vervolgd en dus niet twee keer voor hetzelfde feit.
2. Una via-beginsel: houdt in dat het recht tot strafvordering vervalt indien het
overheidsorgaan ter zake van hetzelfde feit reeds een boete heeft opgelegd, of uit
zijn handelen blijkt dat het orgaan voornemens is dat te doen.
5.3 Relatie met het bestuursrecht
Vroeger waren er veel en veelvoorkomende gedragingen in het verkeer die binnen de sfeer
van het strafrecht vielen en daarmee werd het strafrechtelijke systeem enorm belast.
Daarom werd de “Wet Mulder” gemaakt om deze gedragingen uit het strafrecht te
halen en uiteindelijk werd deze Wet de Wet administratiefrechtelijke handhaving
verkeersvoorschriften (WAHV) gemaakt.
WAHV-overtredingen worden via het Centraal Justitieel Incasso Bureau bestuurlijk
afgewikkeld.
Belangrijk om te weten dat de WAHV geen strafrechtelijke procedure is.
5.4 Fasen van strafrechtelijk onderzoek
Het onderzoek naar strafbare feiten kent 2 fasen:
Eerste fase: het voorbereidend onderzoek
Tweede fase: het onderzoek ter terechtzitting (= eindonderzoek/hoofdonderzoek)