Behandeling: Interventies binnen de orthopedagogiek
Oefententamen
Voorbeeldvragen:
4) De konijntjes van Anne weten dat ze wat lekker krijgen als hun trommel met snoepjes heen
en weer wordt geschud. Inmiddels hebben de konijntjes al in de gaten dat ze een snoepje
krijgen, als het kastje waarin de snoeptrommel in staat wordt geopend. Van welk proces
binnen de klassieke conditionering is hier sprake?
A. Stimulusgeneralisatie
B. Responsgeneralisatie
C. Higher order conditioning
D. Counter conditioning
6) Welke uitspraak is waar?
I. Bij tussentijdse beloningen in het proces van desensitisatie kun je beter gebruik maken van
meerdere, kleinere beloningen dan van één hele grote beloning.
II. Flooding is bij uitstek een techniek die geschikt is bij de behandeling van jonge kinderen.
A. Alleen uitspraak I is waar.
B. Alleen uitspraak II is waar.
C. Uitspraak I en II zijn beide waar.
D. Uitspraak I en II zijn beide onwaar.
, 1) Wat is GEEN kernprincipe van gedragsmodificatie?
A. Methodes moeten zo precies mogelijk worden beschreven, met het oog op
repliceerbaarheid van een interventie.
B. Gedragsmodificatie mag alleen worden uitgevoerd door professionals.
C. Er moet aantoonbaar kunnen worden gemaakt dat een interventie de oorzaak is voor
een gedragsverandering is; de oorzaak-gevolg relatie moet duidelijk zijn.
D. De aanpassing ligt met name in de omgeving van het individu, niet het individu zelf.
2) Welke uitspraak is waar?
I. Pavlov is de grondleggen van de klassieke conditionering. Hiermee is hij een voorloper van
de toegepaste gedragsanalyse.
II. Skinner is de grondlegger van de operante conditionering. Hiermee is heeft hij een voorzet
gedaan voor gedragsmodificatie als therapie.
A. Alleen uitspraak I is waar.
B. Alleen uitspraak II is waar.
C. Uitspraak I en II zijn beide waar.
D. Uitspraak I en II zijn beide onwaar.
3) Welke uitspraak is waar?
I. Trepanatie is een methodiek die tot in de Middeleeuwen gebruikt is om hysterie/atypisch
gedrag te behandelen.
III. Meneer Pinel heeft in de 17e eeuw de lobotomie uitgevonden als behandeling van mentale
problematiek/atypisch gedrag.
A. Alleen uitspraak I is waar.
B. Alleen uitspraak II is waar.
C. Uitspraak I en II zijn beide waar.
D. Uitspraak I en II zijn beide onwaar.
4) De konijntjes van Anne weten dat ze wat lekker krijgen als hun trommel met snoepjes heen
en weer wordt geschud. Inmiddels hebben de konijntjes al in de gaten dat ze een snoepje
krijgen, als het kastje waarin de snoeptrommel in staat wordt geopend. Van welk proces
binnen de klassieke conditionering is hier sprake?
A. Stimulusgeneralisatie
B. Responsgeneralisatie
C. Higher order conditioning
D. Counter conditioning
5) Julia is bang dat iedereen in haar omgeving haar te luidruchtig vindt. Haar therapeut geeft
haar de opdracht om bij haar vrienden en familie te vragen of dit ook echt zo is. Ze komt er op
deze manier achter dat haar vrienden dit helemaal niet over haar denken. Van welke
interventie heeft Julia in dit voorbeeld gebruik gemaakt?
A. Een gedragsexperiment
B. Flooding
C. Modeling
Oefententamen
Voorbeeldvragen:
4) De konijntjes van Anne weten dat ze wat lekker krijgen als hun trommel met snoepjes heen
en weer wordt geschud. Inmiddels hebben de konijntjes al in de gaten dat ze een snoepje
krijgen, als het kastje waarin de snoeptrommel in staat wordt geopend. Van welk proces
binnen de klassieke conditionering is hier sprake?
A. Stimulusgeneralisatie
B. Responsgeneralisatie
C. Higher order conditioning
D. Counter conditioning
6) Welke uitspraak is waar?
I. Bij tussentijdse beloningen in het proces van desensitisatie kun je beter gebruik maken van
meerdere, kleinere beloningen dan van één hele grote beloning.
II. Flooding is bij uitstek een techniek die geschikt is bij de behandeling van jonge kinderen.
A. Alleen uitspraak I is waar.
B. Alleen uitspraak II is waar.
C. Uitspraak I en II zijn beide waar.
D. Uitspraak I en II zijn beide onwaar.
, 1) Wat is GEEN kernprincipe van gedragsmodificatie?
A. Methodes moeten zo precies mogelijk worden beschreven, met het oog op
repliceerbaarheid van een interventie.
B. Gedragsmodificatie mag alleen worden uitgevoerd door professionals.
C. Er moet aantoonbaar kunnen worden gemaakt dat een interventie de oorzaak is voor
een gedragsverandering is; de oorzaak-gevolg relatie moet duidelijk zijn.
D. De aanpassing ligt met name in de omgeving van het individu, niet het individu zelf.
2) Welke uitspraak is waar?
I. Pavlov is de grondleggen van de klassieke conditionering. Hiermee is hij een voorloper van
de toegepaste gedragsanalyse.
II. Skinner is de grondlegger van de operante conditionering. Hiermee is heeft hij een voorzet
gedaan voor gedragsmodificatie als therapie.
A. Alleen uitspraak I is waar.
B. Alleen uitspraak II is waar.
C. Uitspraak I en II zijn beide waar.
D. Uitspraak I en II zijn beide onwaar.
3) Welke uitspraak is waar?
I. Trepanatie is een methodiek die tot in de Middeleeuwen gebruikt is om hysterie/atypisch
gedrag te behandelen.
III. Meneer Pinel heeft in de 17e eeuw de lobotomie uitgevonden als behandeling van mentale
problematiek/atypisch gedrag.
A. Alleen uitspraak I is waar.
B. Alleen uitspraak II is waar.
C. Uitspraak I en II zijn beide waar.
D. Uitspraak I en II zijn beide onwaar.
4) De konijntjes van Anne weten dat ze wat lekker krijgen als hun trommel met snoepjes heen
en weer wordt geschud. Inmiddels hebben de konijntjes al in de gaten dat ze een snoepje
krijgen, als het kastje waarin de snoeptrommel in staat wordt geopend. Van welk proces
binnen de klassieke conditionering is hier sprake?
A. Stimulusgeneralisatie
B. Responsgeneralisatie
C. Higher order conditioning
D. Counter conditioning
5) Julia is bang dat iedereen in haar omgeving haar te luidruchtig vindt. Haar therapeut geeft
haar de opdracht om bij haar vrienden en familie te vragen of dit ook echt zo is. Ze komt er op
deze manier achter dat haar vrienden dit helemaal niet over haar denken. Van welke
interventie heeft Julia in dit voorbeeld gebruik gemaakt?
A. Een gedragsexperiment
B. Flooding
C. Modeling