Genomica
Hoorcollege 1 – Meiose
- Genetica → de studie van zowel erfelijkheid als erfelijke variatie
Reproductie
- Aseksuele reproductie
o Individu geeft al zijn genen door aan nakomeling zonder fusie van gameten
o Kloon
▪ Een groep van genetisch identieke individuen
- Seksuele reproductie
o 2 ouders hebben nakomelingen waarbij een unieke combinatie van genen wordt
geërfd van de ouders
Overerving
- Wat erven we?
o Genen! NIET eigenschappen
- Wat zijn genen?
o Genen zijn de eenheden van erfelijkheid en bestaan uit segmenten DNA
- Genen worden doorgegeven naar de volgende generatie via gameten
o Reproductieve cellen → eicellen of spermacellen
- DNA (met alle genen) is ingepakt in chromosomen
- Mensen hebben 46 chromosomen in somatische cellen
o Somatische cellen→ alle cellen behalve gameten en hun voorlopers
- Locus
o Dat is de plaats van een gen op een chromosoom
Chromosomen sets
- Karyotype: afbeelding rangschikking chromosomen op grootte
- Menselijke chromosomen set → 23 paar → 46 in totaal
o 1-22 autosomen
o Nr.23 → XX of XY→ geslachtschromosoom
- Waarom zie je gedupliceerde sets?
o Karyotypes worden gemaakt in de metafase: duidelijkste condensatie van
chromosomen. Er is dus al replicatie geweest.
,Naamgeving chromosomen
- Chromosoom
o Structuur van DNA en eiwitten, drager van de erfelijke informatie (genen) van de cel
- Seks Chromosoom
o Chromosoom geassocieerd met geslacht
- Autosoom
o Alle andere chromosomen
- Lineair of circulair
- Wat bestaat waaruit?
o Niet gerepliceerd chromosoom
▪ Een enkele DNA-helix (en eiwit)
o Gerepliceerd chromosoom
▪ 2 identieke DNA helices (en eiwitten)
- Zusterchromatiden
o 2 identieke chromatiden van een gerepliceerd chromosoom
- Homologe chromosomen
o Chromosomen van dezelfde grootte en vorm met dezelfde genen op dezelfde positie
- Niet-zuster chromatiden
o De 2 homologe (maar niet identieke) chromatiden van homologe chromosomen
▪ 1&2, 3&4 zijn zusterchromatiden → identiek aan elkaar
▪ 1&3, 1&4, 2&3, 2&4 zijn Niet-zusterchromatiden → niet identiek aan elkaar
Chromosomen
- Homologe chromosomen:
o Zelfde lengte
o Zelfde bandering
o Zelfde genen
- Ploïdie
o Het aantal van elk type
chromosoom dat aanwezig is
▪ Nummer voor n → 2n
o Haploïd
o Diploïd
o Polyploïd
,Menselijke levenscyclus
- Gameet
o Sperma of eicel
▪ Enkele set chromosomen (23):
haploide cel (n)
▪ Eicel, sex-chromosoom: X
▪ Spermacel, sex chromosoom: X of Y
- Bevruchting
o Fusie van gameten
o Bevruchte eicel → zygote → diploïde cel (2n)
- Zygote ontwikkelt door mitose tot adult
o Door meiose weer gameten
o In geslachtcellen van de gonaden
o
Alternatieve sexual life cycles
Stadia meiose
- Chromosomen dupliceren vóór meiose
- Zusterchromatiden cohesie
- Meiose bestaat uit 2 celdelingen
o Meiose 1
▪ Scheiding homologe chromosomen
o Meiose 2
▪ Scheiding zusterchromatiden
- 4 dochtercellen
o Ipv 2 bij mitose
- Dochtercel → ½ chromosomen oudercel
, Meiose 1
- 4 fasen van meiose 1
o Profase I
▪ Homologe chromosomen paren
▪ Crossing over vindt plaats: Chiasmata
▪ Net zoals in profase van mitose
• Kernmembraan afbraak
• Chromosoom condensatie
• Centrosoom relocatie
• Microtubuli vast aan de kinetochoren
o Chromosomen naar metafase plaat
o Metafase I
▪ Chromosomen op metaphase plaat
▪ MT vast aan kinetochoren
▪ Homologe chromosomen vast aan MT van verschillende polen
o Anafase I
▪ Homologe chromosomen scheiden van elkaar
▪ Zuster chromatiden blijven aan elkaar
o Telofase I en cytokinese
▪ Cytokinese tegelijk met de telofase
▪ De beide dochtercellen zijn nu haploid (1n)
▪ De chromosomen bestaan wel nog uit 2 zusterchromatiden
• Geen chromosoom duplicatie nodig voor meiose II
Hoorcollege 1 – Meiose
- Genetica → de studie van zowel erfelijkheid als erfelijke variatie
Reproductie
- Aseksuele reproductie
o Individu geeft al zijn genen door aan nakomeling zonder fusie van gameten
o Kloon
▪ Een groep van genetisch identieke individuen
- Seksuele reproductie
o 2 ouders hebben nakomelingen waarbij een unieke combinatie van genen wordt
geërfd van de ouders
Overerving
- Wat erven we?
o Genen! NIET eigenschappen
- Wat zijn genen?
o Genen zijn de eenheden van erfelijkheid en bestaan uit segmenten DNA
- Genen worden doorgegeven naar de volgende generatie via gameten
o Reproductieve cellen → eicellen of spermacellen
- DNA (met alle genen) is ingepakt in chromosomen
- Mensen hebben 46 chromosomen in somatische cellen
o Somatische cellen→ alle cellen behalve gameten en hun voorlopers
- Locus
o Dat is de plaats van een gen op een chromosoom
Chromosomen sets
- Karyotype: afbeelding rangschikking chromosomen op grootte
- Menselijke chromosomen set → 23 paar → 46 in totaal
o 1-22 autosomen
o Nr.23 → XX of XY→ geslachtschromosoom
- Waarom zie je gedupliceerde sets?
o Karyotypes worden gemaakt in de metafase: duidelijkste condensatie van
chromosomen. Er is dus al replicatie geweest.
,Naamgeving chromosomen
- Chromosoom
o Structuur van DNA en eiwitten, drager van de erfelijke informatie (genen) van de cel
- Seks Chromosoom
o Chromosoom geassocieerd met geslacht
- Autosoom
o Alle andere chromosomen
- Lineair of circulair
- Wat bestaat waaruit?
o Niet gerepliceerd chromosoom
▪ Een enkele DNA-helix (en eiwit)
o Gerepliceerd chromosoom
▪ 2 identieke DNA helices (en eiwitten)
- Zusterchromatiden
o 2 identieke chromatiden van een gerepliceerd chromosoom
- Homologe chromosomen
o Chromosomen van dezelfde grootte en vorm met dezelfde genen op dezelfde positie
- Niet-zuster chromatiden
o De 2 homologe (maar niet identieke) chromatiden van homologe chromosomen
▪ 1&2, 3&4 zijn zusterchromatiden → identiek aan elkaar
▪ 1&3, 1&4, 2&3, 2&4 zijn Niet-zusterchromatiden → niet identiek aan elkaar
Chromosomen
- Homologe chromosomen:
o Zelfde lengte
o Zelfde bandering
o Zelfde genen
- Ploïdie
o Het aantal van elk type
chromosoom dat aanwezig is
▪ Nummer voor n → 2n
o Haploïd
o Diploïd
o Polyploïd
,Menselijke levenscyclus
- Gameet
o Sperma of eicel
▪ Enkele set chromosomen (23):
haploide cel (n)
▪ Eicel, sex-chromosoom: X
▪ Spermacel, sex chromosoom: X of Y
- Bevruchting
o Fusie van gameten
o Bevruchte eicel → zygote → diploïde cel (2n)
- Zygote ontwikkelt door mitose tot adult
o Door meiose weer gameten
o In geslachtcellen van de gonaden
o
Alternatieve sexual life cycles
Stadia meiose
- Chromosomen dupliceren vóór meiose
- Zusterchromatiden cohesie
- Meiose bestaat uit 2 celdelingen
o Meiose 1
▪ Scheiding homologe chromosomen
o Meiose 2
▪ Scheiding zusterchromatiden
- 4 dochtercellen
o Ipv 2 bij mitose
- Dochtercel → ½ chromosomen oudercel
, Meiose 1
- 4 fasen van meiose 1
o Profase I
▪ Homologe chromosomen paren
▪ Crossing over vindt plaats: Chiasmata
▪ Net zoals in profase van mitose
• Kernmembraan afbraak
• Chromosoom condensatie
• Centrosoom relocatie
• Microtubuli vast aan de kinetochoren
o Chromosomen naar metafase plaat
o Metafase I
▪ Chromosomen op metaphase plaat
▪ MT vast aan kinetochoren
▪ Homologe chromosomen vast aan MT van verschillende polen
o Anafase I
▪ Homologe chromosomen scheiden van elkaar
▪ Zuster chromatiden blijven aan elkaar
o Telofase I en cytokinese
▪ Cytokinese tegelijk met de telofase
▪ De beide dochtercellen zijn nu haploid (1n)
▪ De chromosomen bestaan wel nog uit 2 zusterchromatiden
• Geen chromosoom duplicatie nodig voor meiose II