WSRt Tracy Bowell + Gary Kemp
H1:INTRODUCING ARGUMENTS
Als je vraagt ‘waarom’ vraag je om een reden om te doen wat je wordt (aan)bevolen te doen
(vb. als je vraagt; waarom zou ik voor Rutte moeten stemmen, vraag je om een reden).
Als je vraagt om een reden op deze manier vraag je om een rechtvaardiging/justification
voor de (aan) bevolen actie of het standpunt; je vraagt naar niet gewoon een reden, maar
een goede reden.
Een poging om iemand te overtuigen (attempt to persuade) door middel van een goede
reden is hetzelfde als het geven van een argument.
MAAR: niet alle pogingen tot overtuiging zijn argumenten. Er kan sprake zijn van retoriek
(rhetoric).
Retoriek: poging tot overtuiging door middel van de kracht van de woorden (vb. ‘Tsunami
van islamisering’-Wilders of de I Have a Dream speech van Martin Luther King). Retoriek
wordt vaak gebruikt om een overtuiging, wens of actie te motiveren. Retoriek kan
manipulatief zijn (denk aan Hitler, Stalin etc.); bedreigingen worden ook onder retoriek
geschaald. Retoriek is dus geen argument.
Een poging tot overtuigen door een argument, is een poging om goede redenen te geven
voor het geloven van een claim, het wensen van iets of iets te doen.
Niet alle pogingen tot overtuiging, zijn goede argumenten. Pogingen tot overtuiging
analyseren doe je aan de hand van 3 taken:
1. Identificeren van het onderwerp dat wordt besproken en bepalen of de poging tot
overtuigen door middel van argumenten gaat.
2. Argumenten reconstrueren, zodat het helder is
3. Argumenten evalueren; je afvragen wat er goed is aan het argument en wat er ‘fout’
is.
‘Een claim is waar als de claim in de werkelijke wereld ook waar is’
Eén enkele claim maakt nog geen argument; een argument heeft meer dan één claim nodig.
Het heeft een claim nodig waarvan de spreker hoopt de ander te overtuigen + op zijn
minst een claim die de eerste claim ondersteunt.
- één claim heet een unsupported claim (vb. it’s going to rain later).
DUS: argument bestaat uit twee delen:
o Conclusie; eerste claim waarvan je wil dat anderen deze accepteren.
o Premissen; ondersteunende claim.
Argument: set van proposities waarin één een conclusie is en de ander een premisse om de
conclusie te ondersteunen.
Propositie: de feitelijke inhoud uitgedrukt door een verklarende zin op een bepaalde
gelegenheid.
Dezelfde propositie kan worden geuit in verschillende zinnen (vb. Als Eric zegt tegen Patty
‘Je ziet er fantastisch uit vanavond’ en Patty antwoordt met ‘Ja, ik zie er vanavond fantastisch
uit’ gebruiken ze een andere zin maar uiten ze dezelfde propositie; Patty ziet er fantastisch
uit vanavond).
Indexicals: woorden die relatief veranderen door de persoon die het gebruikt of de context
(vb. Als Messi, Nadal en Usian Bolt alle drie de zin ‘Ik ben de beste sportman in tijden’
zeggen, zeggen ze hetzelfde maar uiten ze een andere propositie; één over Messi, een over
Nadal en Bolt.
H1:INTRODUCING ARGUMENTS
Als je vraagt ‘waarom’ vraag je om een reden om te doen wat je wordt (aan)bevolen te doen
(vb. als je vraagt; waarom zou ik voor Rutte moeten stemmen, vraag je om een reden).
Als je vraagt om een reden op deze manier vraag je om een rechtvaardiging/justification
voor de (aan) bevolen actie of het standpunt; je vraagt naar niet gewoon een reden, maar
een goede reden.
Een poging om iemand te overtuigen (attempt to persuade) door middel van een goede
reden is hetzelfde als het geven van een argument.
MAAR: niet alle pogingen tot overtuiging zijn argumenten. Er kan sprake zijn van retoriek
(rhetoric).
Retoriek: poging tot overtuiging door middel van de kracht van de woorden (vb. ‘Tsunami
van islamisering’-Wilders of de I Have a Dream speech van Martin Luther King). Retoriek
wordt vaak gebruikt om een overtuiging, wens of actie te motiveren. Retoriek kan
manipulatief zijn (denk aan Hitler, Stalin etc.); bedreigingen worden ook onder retoriek
geschaald. Retoriek is dus geen argument.
Een poging tot overtuigen door een argument, is een poging om goede redenen te geven
voor het geloven van een claim, het wensen van iets of iets te doen.
Niet alle pogingen tot overtuiging, zijn goede argumenten. Pogingen tot overtuiging
analyseren doe je aan de hand van 3 taken:
1. Identificeren van het onderwerp dat wordt besproken en bepalen of de poging tot
overtuigen door middel van argumenten gaat.
2. Argumenten reconstrueren, zodat het helder is
3. Argumenten evalueren; je afvragen wat er goed is aan het argument en wat er ‘fout’
is.
‘Een claim is waar als de claim in de werkelijke wereld ook waar is’
Eén enkele claim maakt nog geen argument; een argument heeft meer dan één claim nodig.
Het heeft een claim nodig waarvan de spreker hoopt de ander te overtuigen + op zijn
minst een claim die de eerste claim ondersteunt.
- één claim heet een unsupported claim (vb. it’s going to rain later).
DUS: argument bestaat uit twee delen:
o Conclusie; eerste claim waarvan je wil dat anderen deze accepteren.
o Premissen; ondersteunende claim.
Argument: set van proposities waarin één een conclusie is en de ander een premisse om de
conclusie te ondersteunen.
Propositie: de feitelijke inhoud uitgedrukt door een verklarende zin op een bepaalde
gelegenheid.
Dezelfde propositie kan worden geuit in verschillende zinnen (vb. Als Eric zegt tegen Patty
‘Je ziet er fantastisch uit vanavond’ en Patty antwoordt met ‘Ja, ik zie er vanavond fantastisch
uit’ gebruiken ze een andere zin maar uiten ze dezelfde propositie; Patty ziet er fantastisch
uit vanavond).
Indexicals: woorden die relatief veranderen door de persoon die het gebruikt of de context
(vb. Als Messi, Nadal en Usian Bolt alle drie de zin ‘Ik ben de beste sportman in tijden’
zeggen, zeggen ze hetzelfde maar uiten ze een andere propositie; één over Messi, een over
Nadal en Bolt.
