17.1 Inleiding
De meest voorkomende maligne gynaecologische tumoren zijn cervixcarcinoom,
endometriumcarcinoom, ovariumcarcinoom en vulvacarcinoom.
17.2 Cervixcarcinoom (Baarmoederhalskanker)
17.2.1 Epidemiologie en etiologie
In Nederland gemiddeld 650 patiënten per jaar cervixcarcinoom.
Per jaar overlijden 250-300 vrouwen aan de gevolgen van cervixcarcinoom.
Gemiddelde vijfjaarsoverleving is 70%
- 85% van de tumoren betreft een plaveiselcelcarcinoom
- 14% van de tumoren een adenocarcinoom of een mengvorm.
Komt voor bij vrouwen tussen de 15-90 jaar, maar vooral tussen de 40-45 jaar.
Cervixcarcinoom wordt veroorzaakt door een infectie met een hoog risico humaan
papillomavirus (HPV). Tijdens geslachtsgemeenschap wordt het virus overgebracht waarbij
de epitheelcellen van de uterusmond worden geïnfecteerd. 80% van de vrouwen krijgt ooit
een HPV-infectie. Van HPV zijn verschillende typen, ook niet-oncogene typen. Bij een klein
deel van de geïnfecteerde vrouwen ontstaat een maligniteit (duurt meer dan 15 jaar voordat
dit ontstaat). Risico op HPV en dus cervixcarcinoom neemt toe naarmate degene meer
bedpartners heeft gehad. Cervixcarcinoom is niet besmettelijk en niet erfelijk.
17.2.2 Preventie
Met bevolkingsonderzoek kan cervixcarcinoom opgespoord en behandeld worden in een
voorstadium van de ziekte. Bij vrouwen met klachten kan een cervixcytologie verricht worden.
Condooms beschermen deels tegen het ontstaan van een HPV-besmetting.
Sinds enkele jaren is de HPV-vaccinatie opgenomen in het rijksvaccinatieprogramma voor meisjes
van 12 jaar. 2 vaccinaties tegen de meest voorkomende oncogene HPV-typen (aangetoond is dat zij
beide het voorstadia van cervixcarcinoom, veroorzaakt door HPV 16 of 18 voorkomen).
17.2.3 Symptomatologie
Het voorstadium van cervixcarcinoom kan opgespoord worden door een screening met een
cervixcytologie (uitstrijkje).
Cervixcarcinoom geeft in een voorstadium weinig of geen klachten, -> abnormale fluor,
bloedingen of contactbloedingen kunnen optreden.
In een vergevorderd stadium ontstaan vaak pijnklachten, lymfoedeem en hydronefrose.
Hydronefrose: Een opgezwollen nier als gevolg van een verminderde afvoer van urine uit de
nier naar de blaas.
Metastasering gaat vaak naar de vagina en de uterus en het weefsel rondom de cervix (parametrium,
blaas en rectum). Lymfogene metastasering naar de bekkenklieren komt ook regelmatig voor.
Prognostische factoren zijn: stadium, lymfekliermetastasen, vaso-invasie en tumorvolume.
Hematogene metastasering naar de longen, lever en botten komt veel minder vaak voor.