Hoofdstuk 2
Bij diades zijn we benieuwd waarom men samenkomt. Propinquity: zelfde plek, zelfde tijd.
Mensen met dezelfde karakter eigenschappen trekken elkaar aan. Mensen die bij elkaar zijn, gaan op
elkaar lijken.
Wat is een netwerk?
Een netwerk is een set van relaties. Een set van objecten en een beschrijving van de relaties tussen de
objecten.
Niet directional: 1 ----- 2
Directional: 1 ----> 2
Mutuality: symmetrische relatie
Multiplexe relatie: als je op meer dan 1manier in de relatie staat tot elkaar (klasgenoten en collega’s
bijvoorbeeld)
Transitive relationship: als meneer 1, meneer 2 leuk vindt, vindt meneer 2, meneer 3 ook leuk. Dit is niet
per se waar. In een formele hierarchie wel eens: 1 geeft bericht aan 2, en 2 aan 3.
Triade: 1,2 en 3 in een driehoek allemaal met elkaar verbonden, symmetrisch.
Adjacency matrix: matrix die laat zien wie naast wie staat.
Er zijn 3 soorten netwerken:
1. Ego-centric: 1 node (persoon) is gelinkt naar een groep (bv: al mijn beste vrienden).
2. Socio-centric: netwerken in een box. Ze zijn allemaal ondelring verbonden (schoolklas,
kassameisjes van de ap)
3. Open systeem: de grenzen zijn niet duidelijk, géén box (bv: de elite in de USA, beinvloeders van
een beslissing)
Connections: de sociale situaties en forces zorgen ervoor dat de 1 met de ander omgaat.
1. Propinquity.
Mensen zijn meer geneigd met elkaar om te gaan wanneer ze geografisch dicht bij elkaar staan.
Propinquity is ook: het zijn in dezelfde plek op dezelfde tijd.
2. Homophily:
Twee mensen die veel karakteristieken hetzelfde hebben, gaan eerder met elkaar om. Wanneer
mensen veel met elkaar om gaan krijgen ze ook dezelfde karaktertrekken.
Twee soorten homophily:
- Status homophily: ascribed (ras, geslacht, leeftijd) en acquired (werk, opleiding)
- Value homphily: houdingen en meningen
Twee oorzaken van homophily:
- Normen en waarden