onderhoudskosten, energiekosten en kosten van grondstoffen.
Maar er zijn ook constante kosten zoals kosten van de grond, fabriekshal en machines. Bij uitbreiding
stijgen de constante kosten (eenmalig). Voorbeelden zijn:
- Afschrijving = CK
- Onderhoud en reparatie = CK (Vast deel, jaarlijkse controle) en VK(iets kapot)
- Rentekosten = CK
- Loonkosten = CK (vast contract, administratie) en VK (flexcontract, overuren)
Je hebt, proportioneel variabele kosten, deze veranderen recht evenredig met een verandering in de
bedrijfsdrukte. Een voorbeeld is grondstofkosten . Deze blijven per eenheid product gelijk.
TVK:q = GVK GVK = MK proportioneel variabele kosten
Bij progressief stijgende variabele kosten veranderen de kosten meer dan evenredig op een
verandering in de bedrijfsdrukte. De kosten per eenheid nemen toe. Vaak ontstaat dit als een
onderneming aan zijn capaciteit zit. Een voorbeeld is hogere slijtage.
Bij degressief stijgende variabele kosten veranderen de kosten minder dan evenredig op een
verandering in de bedrijfsdrukte. De kosten per eenheid nemen af. Dit gebeurt vaak als een
onderneming met lage bedrijfsdrukte de productie verhoogd. Arbeiders worden gespecialiseerder,
dus goedkoper en er treden kwantumkortingen op de inkoop op.
Figuur 5.1, 5.2, 5.3, 5.4,5.5 en 5.6
Er zijn ook gemengde kosten zoals elektriciteit. Een bedrijf rekent een vast tarief per maand en
daarbij een tarief per verbruik.
Als je als bedrijf weet op welke wijze de kosten reageren op een wijziging in de bedrijfsdrukte dan
kan je nagaan wat de gevolgen van bepaalde beslissing zijn voor de kosten en het financiële
resultaat.
Het totaal van de variabele en vaste kosten is de integrale kostprijs.
Dienstverlenende organisatie
Bij een dienstverlenend bedrijf moet in het uurtarief alle kosten van de organisatie in zitten verwerkt,
vermeerderd met winstopslag.
Bij diensten wordt vaak een urenregistratie bijgehouden voor de factuur aan de cliënt. Als er
werkzaamheden jaarlijks terugkeren kan je hier op inspelen door middel van automatisering, de
efficiëntie wordt verhoogd waardoor het uurtarief lager kan worden.
Om de kostprijs te berekenen moet je aan de volgende dingen denken:
- Kan de medewerker alle werkzaamheden uitvoeren of is specialisatie wenselijk?
- Kunnen alle uren gedeclareerd worden aan de cliënten? Denk hierbij aan gewerkte uren en daarbij
onderscheid in directe uren en indirecte uren zoals werkoverleg en personeelszaken. En er zijn niet
gewerkte uren zoals ziekte- en feestdagen die wel in het uurtarief komen.
- Kunnen alle werkzaamheden op uurbasis worden gefactureerd of worden er ook vaste
prijsafspraken gemaakt? Bij terugkerende afspraak kan gemakkelijker een vaste prijs worden
bepaald, maar je moet hierbij wel opletten op de werkzaamheden die zijn verricht die niet in de
prijsafspraak zitten maar wel moeten komen.