Microbiologie:
- Micro-organismen: zijn de kleinste levende wezens die bestaan. Ze zijn met blote oog niet te
zien
- Er zijn planaardige en dierlijke micro-organismen
- Er zijn pathogene (ziekmakende) micro-organismen
- Maar niet alle micro-organismen zijn ziekmakend en sommige zijn op bepaalde plaatsen in
het lichaam ziekmakend
Groepen micro-organismen:
- Virussen
- Bacteriën
- Schimmels
- Protozoën
Begrippen:
Besmetting: het binnendringen van pathogene (ziekteverwekkende de) micro-organismen in het
lichaam
Infectie: het zich na besmetting handhaven en vermenigvuldigen in weefsels van pathogene micro-
organismen. Waardoor een plaatselijke ontsteking of ziekte van het gehele lichaam word veroorzaakt
Infectieziekte: als de infectie het hele lichaam ziekt (algemene ziekteverschijnselen)
Incubatietijd: de tijd tussen besmetting en het uitbreken van de ziekte. Dit is per pathogeen micro-
organisme verschillend.
Verspreiding infectieziekten:
- Direct contact: uitscheidingsproducten zoals urine en ontlasting
- Indirect: via besmet materiaal bijv. voeding, linnengoed enz.
- Tussengastheer: via dieren en insecten
Infectieziekten in de zorg:
Erysipelas of wondroos:
- Veroorzaker: een bacterie, de streptokok
- Streptokokken leven op de huid of in keel en veroorzaken ook roodvonk of keelontsteking
- Symptomen zijn rode pijnlijke huiduitslag vaak met duidelijke grenzen
- Behandeling is antibiotica, rust en eventueel zwachtelen
- Besmettelijk via direct of indirect contact
Herpes zoster of gordelroos: