100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting EDI periode 1

Beoordeling
-
Verkocht
2
Pagina's
14
Geüpload op
16-11-2016
Geschreven in
2016/2017

Een samenvatting voor het tentamen van EDI. Deze samenvatting is gebaseerd op de punten die je moet weten volgend de themawijzer.










Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Heel boek samengevat?
Onbekend
Geüpload op
16 november 2016
Aantal pagina's
14
Geschreven in
2016/2017
Type
Samenvatting

Voorbeeld van de inhoud

Samenvatting EDI
Blok 1 Evolutie
De theorie van Darwin was het aanvaarde idee dat alle levende soorten aan
elkaar verwantzijn en afstammen van een gemeenschappelijke voorouder.
Volgend de algemene theorie ontwikkelde het leven zicht uit niet-leven. De
theorie benadrukt afstamming met modificatie. Dit wil zeggen dat complexe
wezens evalueren na verloop van tijd op een natuurlijke wijze uit een
eenvoudigere voorouder. Kortom: wanneer willekeurige genetische mutaties
optreden in de genetische code van een organisme, dan worden de mutaties
behouden omdat ze voordelig zijn voor het organisme. Dit staat ook wel bekend
als natuurlijke selectie. Deze voordelige mutaties worden vervolgens
doorgegeven aan de nakomelingen. Na verloop van tijd stapelen de voordelige
mutaties zich op tot er een volkomen ander organismen ontstaat. De
evolutietheorie bestond al langer. Darwin heeft alleen natuurlijke selectie
toegevoegd aan de theorie.
Natuurlijke en artificiële selectie: een organisme heeft een functioneel voordeel
ontwikkeld. De nakomelingen van dit organisme erven dat hetzelfde functionele
voordeel. Hierdoor heeft het organisme een hogere overlevingskans. Door dat dit
voordelig is voor het leven zullen de benadeelde (inferieure) van dit soort
geleidelijk uitsterven. Natuurlijke selectie gaat dus om het behouden van een
functioneel voordeel dat de soort in staat stelt om beter te concurreren in het
wild.
Kunstmatige selectie: is in de biologie het mechanisme waarmee bepaalde
eigenschappen of een combinatie van eigenschappen bewust worden
geselecteerd bij het fokken van dieren of planten.
Descent with modification: Ook wel afstamming met modificatie. Organismes
evalueren na verloop van tijd en worden complexer dan de voorouders. De voor
ouder is dus altijd simpeler dan de nakomelingen.
Adaptie: erfelijke veranderingen in morfologische structuren of gedrag van
individuen binnen een populatie. Deze veranderingen stellen het organisme beter
in staat om zich voort te planten en de nakomelingen te verzorgen. Dit is een
onderdeel van de evolutie. Door mutaties ontstaan kleine verschillen in
generaties. Door natuurlijke selectie zullen de varianten die beter in staat zijn
om voor zichzelf voor te planten en voor het na geslacht te zorgen steeds een
groter deel van de populatie uitmaken.
Homoloog: homologie duidt op een gemeenschappelijke voorouderlijke vorm.
Het begrip wordt zowel gebruikt voor genen als voor hele organen. Indien twee
genen een aantoonbare gemeenschappelijke voorouder hebben zijn ze
homoloog. Bijvoorbeeld longen en zwemblaas bij vissen.
Analoog: ontwikkeling van gelijkende functies bij verschillende soorten die
evolutionair afzonderlijk tot stand zijn gekomen. Dus hebben niet dezelfde voor
ouder. Bijvoorbeeld: de vleugels van vogels en vleermuizen zijn analoog. Ze
hebben dezelfde functie maar ze zijn afzonderlijk van elkaar tot stand gekomen.
Convergente evolutie: de onafhankelijke evolutie van vergelijkbare kenmerken in
verschillende taxa.

Blok 2 Fylogenie
Homologie: de ontwikkeling van afwijkende functies bij verschillende soorten
vanuit een bepaalt mechanisme van een gemeenschappelijke voor ouder. Bij
homologie hebben organen hetzelfde bouwplan maar bij elk soort is dat anders
uitgepakt. De omstandigheden zijn door evolutie aangepast.

, Analogie: ontwikkeling van gelijkende functies bij verschillende soorten die
evolutionair afzonderlijk tot stand zijn gekomen. Dus hebben niet dezelfde voor
ouder. Bijvoorbeeld: de vleugels van vogels en vleermuizen zijn analoog. Ze
hebben dezelfde functie maar ze zijn afzonderlijk van elkaar tot stand gekomen.
Monofyletisch: wordt in de biologie en taxonomie een groep organisme bedoelt
waarvan aangenomen mag worden dar ze allen dezelfde gemeenschappelijke
voorouder hebben. De voorouder wordt zelf ook tot het taxon gerekend en alle
nakomelingen worden zitten in de groep.
Parafyletisch: wordt in de biologie en taxonomie een groep organismen bedoelt
waarvan als de laatste gemeenschappelijke voorouder in de groep zit. Niet alle
nakomelingen zitten in deze groep.
Polyfiletisch: wordt in de biologie en taxonomie een groep organismen bedoelt
waarvan de laatste gemeenschappelijke voor ouder van alle organismes niet in
de groep zit.
Outgroep: een groep organismen die dienen als referentiegroep voor de
vaststelling van de evolutionaire tussen drie of meer monofyletische groepen. De
outgroup wordt gebruikt als een punt van vergelijking met de ingroup.
Ingroup: de groep organismes die je bekijkt.
Maximale parsimony: optimalisatiecriterium waarbij de fylogenetische boom die
het totale karakter van de statusverandering minimaliseert voorkeur. Op grond
van dit criterium, de kortst mogelijke boom die de gegevens verklaard wordt
beschouwd als de beste (Hoe minder streepjes er worden gezet hoe beter).
Orthologe genen: hebben vrij vaak dezelfde biomoleculaire functie. Zo kan je
bijvoorbeeld vaststellen dat de longen van een krokodil ortholoog (homoloog)
zijn aan onze longen. Ze hebben ook dezelfde functie. Orthologe genen bestaan
simpelweg door vermenigvuldiging. Hierbij kunnen kleine foutjes ontstaan in de
DNA replicatie. Hierdoor kunnen de genen langzaam uit een groeien
Paraloge genen: als gevolg van reproductie fouten kunnen genen vaker
voorkomen. Dit zijn dus genen die afstammen van een enkel gen in dezelfde
soort. Paraloge genen hebben doorgaans elk een eigen specifieke biomolecuraire
rol.


Blok 3 Prokaryoten
De meeste prokaryoten zijn eencellig. Alleen sommige blijven aan elkaar plakken
na celdeling.
Archaea:
- Membraam van de cel bestaat uit een enkele laag glycerol-ether lipiden.
Bacteriën en eukaryoten hebben een dubbele laag glycerol-ester lipiden.
- Archaea kan overleven in extreme omstandigheden zoals hoge
tempraturen of zure omgeving.
- Hebben een uniek ribosoom en flagelstructuur.
- Ringvormig DNA.
- Eiwitsynthese door transscriptie/translatie.
- Eencellig
Bacteriën:
- Membraam bestaat uit een dubbele laag glycerol-ester lipiden.
- Hebben een celwand.
- Ringvormig DNA.
- Alleen celmembraan om het cytoplasma heen.
- Kunnen flagellen hebben.
Eukaryoten:
€4,49
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Maak kennis met de verkoper
Seller avatar
150214
3,0
(1)

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
150214 Hogeschool Leiden
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
4
Lid sinds
9 jaar
Aantal volgers
3
Documenten
2
Laatst verkocht
2 jaar geleden

3,0

1 beoordelingen

5
0
4
0
3
1
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen